
li F
1-
mm
i Vj
I
; r?
156
gebergle onder het niveau der zee, of onder den alliiviaalbodem
met het oog volgen, dan vangt zij niet aan bij den Goenoeng-Moerio,
maar bij den Goenoeng-Karang in Bamtam , of, nog juister gezegd,
bij den vulitaan van Poeloe-Rekata in de straat Soenda, gelijk uit
de nevensgaande Figuur duidelijk zal blijken. Zie J. I. Figuur 1.
De dubbele lijnen op deze Figuur zijn de boofdvulkaan-rijen of
spleten. De donker gescbaduwde gedeelten duiden de boofdmassa
aan van het opgedrevene neptunische land; de enkele, zuidwaarts
liggende lijn a snijdt bet verbreede gedeelte des eilands, tusscben
de Wijnkoops- en de Pénandjoengbaai gelegen, van de overige
massa af. Dit verbreede gedeelte van Zuid-Java is zijn bestaan
verscbuldigd aan eene dubbele vulkaanrij, die in hetzelve oprijst,
namelijk, aan de zuidelijke rij, welke aanvangt met den G.-Patoea
en eindigt met den Tjikorai. De G.-Brengbreng toont de lijn aan
der hoogste neptunische opheffing van het geborgte aldaar. De
enkele, noordwaarts liggende lijn b snijdt de verbeffingszone af,
waaraan wij den naam bebben gegeven van : de noordelijke opheffing;
zij wijst de evenwijdige ligging aan van den zeeboezem
tusschen Madoera en Java, van de bogt van Tjeribon en van
Djapara , zoo mede de rigting der diepe alluviaalvlakte , welke den
loop der Kali-Solo voor een gedeelte volgt en de beide genoemde
boezems met elkander verbindt. Worden die deelen van Java,
welke buiten de lijnen a m ò zijn gelegen, van de overige massa
afgesneden, dan verkrijgen wij eene lange strook lands, welker
breedte overal bijna gelijk staat, waarvan de zuidelijke zijde door
de opgebevene deelen der bovenste , neptunische aardkorst gevormd
is en hare noordelijke zijde door eene rij vulkanen. Zoo ontstaat
een zeer enkelvoudige landvorm, waaronder het eiland Java in zijn
middengedeelte, waaruit de G.-Slamat oprijst, zieh tegenwoordig
werkelijk aan het oog voordoet.
Van onze noordelijke, evenwijdige verhefflngszone, waarin de
vulkanen G.-Rekata, Karang en Moerio oprijzen, liggen derhalve
nog twee groote deelen, de Madoerabogt en de zee tusschen Tjeribon
in Samarang , gebeel onder water ; ook mag hier niet onvermeld
blijven, dat van de westelijke helft, die reeds aan de wateren is
onttogen, een groot gedeelte, gebeel Tjeribon, Noord-Krawang en
157
Batavia, uit aangeslibd land bestaat ; dit is echter niet bei geval
met het westelijke gedeelte van Noord-Bantam, doch deze
alluviaalbodera zou niet kunnen gevormd zijn geworden, ware het
niet, dat de tertiaire basis tot op zekere boogte ware opgedreven
geworden, ten gevolge waarvan eene ondiepe zee was ontstaan.
Deze alluviaalbodem toont ons de ligging van het submarine
gedeelte der formatie, welke zieh in eenen evenwijdige rigting
voortzet ten opzigte van de oostelijke, drooge helft der noordelijke
zone, waarin onze neptunische formatie boven den Spiegel der zee
rees; zij strekt zieh uit van Madoera tot aan Demak, in de nabijheid
van Samarang, zuidwaarts voorbij hären randvulkaan, den
G.-Moerio.
Twee verheffingszonen, die over eene uitgestrektheid van ruim
25 lengte-graden (1) evenwijdig ten opzigte van elkander voortloopen
en haar karakter onveranderd blijven behouden, doen zieh
duidelijk aan het oog voor ; ja, het parallellismus, dat wij opmerken
in de ligging der eilanden Karimon djawa, Loebok en der
Salajer-eilanden, met betrekking tot de lengte-as van Java, doetde
veronderstelling geboren worden, dat er nog eene derde, meer
noordelijk liggende verheffingslijn bestaat, welke onder den Spiegel
der zee ligt.
Na deze körte uitweiding, waartoe debescbouwing der lijnregte verbeifingszonen
ons aanleiding gaf, keerenwij terug tot de behandeling
van ons vorig onderwerp , namelijk, de laag gelegene, vlakke bergstrook,
welke oprijst aan den noorder kant der Kali-Solo en het
noordelijke strand van onzen binnen-zee vormd, boven wier spiegel
hij zieh slechts tot eene geringe hoogte verheft.
Het ztnder strand, de voet der gebergten , die zieh in vele evenwijdige
rijèn nevens elkander uitstrekken, doch van Jogjakerta tot
aan den Semeroe slechts één gebeel uitraaken, rijst hooger dan de
noordelijke landstrook, welke wij straks bebben beschreven.
Alle centrale vlakten, welke hier ter wederzijde besloten liggen
tusschen een neptunisch strand, dat eene groote uitgestrektheid
I
f
(1) De zuidelijko verhefRngszone strekt zich uit van den piek van het Prinsen-eiland,
P.-Panah itam, ten miuste tot aan Poeloe-Sermata, terwijl de noordeliikc zone van
Poeloe-liekata tot aan den G.-Api, benoorden Wetter , voortloopt.