
MiiÉ W • ii» ijfiS ? r-
I: f '
( •
í
i
144
reglen hoek, eu loopt hel van de noorder kust, bij Tegal, over den
lop van den Goenoeng-Slamat tot aan de zuider kust nabij de monding
der Kali-Serajoe.
In de rigting, waarin deze doorsnede loopt, verlieft zieh bijna
geen enkele berg dan de centrale vulkaan; in vergelljking van de
uitgestrekte hooglanden en de vele tientallen van kegelvormige
bergtoppen der Preanger Regentschappen, in het voorgaandeprofiel
afgeheeld, doet zieh derhalve de ontwikkeling van Java hier uiterst
eenvoudig aan het oog voor. Beschouwt raen den Goenoeng-Slamat
daarentegen van zijne noordelijke of zuidelijke zijde, in eene
tegenovergestelde rigting van de lengte-as van het eiland, in die
rigting, waarin wij hera hebben afgeteekend in de hoogte-kaart
n°. II, dan verdwijnt die enkelvoudige kegelvorra geheel en al,
want zijwaarts gerigte bergketen gaan ten oosten en ten westen
van hem uit.
XI.
In dit profiel hebben wij de dwars-vulkaanrij G.-Dieng, Télérep
Séndoro en Soemhing, in de rigting hunner lengte-as, van het
noordwesten naar het zuidoosten, doorsneden en in omtrekken
afgebeeld. Hieruit volgt, dat de lezer bij het beschouwen der
kaart, den blik naar het noordoosten wandt.
Ter verduidelijking van de ligging der talrijke, door kraters
doorboorde bergen, —uitbarstings-kegels , —van hethooggebergte
Dieng, gelieve de lezer het oog te slaan op de situatie-schets
Dieng Figuur t, voorkomende in de tweede afdeeling. Neemt
hij deze kaart ter band, dan zullen hem deverschillendeprofielen
duidelijk worden, welke wij door den Goenoeng-Dieng hebben
getrokken, waarvan de grootere of geringere afstand, waarop zij
van den beschouwer zijn gelegen, alhier slechts kon worden aangednid
door een meer donkere of ligtere schaduw.
Het eerste profiel, dat verondersteld wordt het naastbij den beschouwer
te liggen, loopt van Pekalongan, aan de noorder kust,
over den G.-Petarangan naar Batoer; het stelt voor de groote
14Ö
uitgestrektheid, welke het hoogland van Uatoer, dat zieh met het
verder westwaarts liggende hoogland van Karang kobar vereenigt,
in eene zuidelijke rigting bezit, waarin het, doch slechts van
lieverlede, naar het stroomdal der Serajoe afdaalt.
Het tweede profiel doorsnijdt de kraterbergen, welke hetplateau
van Dieng ten westen en ten zuiden begrenzen; het loopt over de
Telaga-Menjer, voorbij den westelijken voet des Sendoro, over
Wonosobo henedenwaarts tot in de bedding der Serajoe, welke
beek van dit punt längs den voet en den breukrand van een ueptunisch
gebergte westwaarts stroomt. (Men vergelijke hiermede de
hoogte-kaart n». I, waarop haar stroomdal is afgeteekend; hare
bronnen liggen aan de helling des G.-Praoe.) Het neptunische
gebergte vormt een gedeelte van het Zuid-Sörajoe-gebergte, dat wij
hier niet verder konden afteekenen. — Achter den Goenoeng-
Panggonan strekt zieh h e t p l a t e a u van Dieng uit, welks beide dorpen
door het gewone teeken zijn aangeduid geworden. De weg van
Batoer loopt door dit plateau tusschen den Goenoeng-Praoe en den
G.-Pakoeodjo bergafwaarts naar Wonosobo; twee zijwegen strekken
zieh van hier uit en rijzen op naar de tusschenzadels, welke den
G.-Telerepmet den Sendoro, zoo als dezen berg met den Soemhing
verbinden, op welke zadels de dorpen Sekötang en Kleton liggen;
van daar dalen de wegen weder af längs de tegenovergestelde,
oostelijke zijde der bergen naar Adiredjo en Temangoeng.
Het derde-proM doorsnijdt den top der afgeteekende bergen, welke
regtstreeks noordwest en zuidoost loopen en de grens vormen
tusschen de residentie Bagelen, waartoe het plateau van Dieng
en Wonosobo behooren, aan deze en de residentie Kadoe aan ^ewe,
d. i., noordoostelijke zijde. De weg, die am gene zijde, van
Sekötang, uit de halfkringvormige bogt van den G.-Telerep over
Adiredjo en Temangoeng tot in het Progo-dal,in de nabljheid,
van Magelang, afdaalt, duidt tevens de helling aan vanhetnoordwestelijke
gedeelte van Kadoe, namelijk, van het distrikt Lempoejang,
benevens van het middengedeelte der residentie, terwijl
de beschouwer daaruit te gelijker tijd het verval zal kunnen
afmeten der Kali-Progo, welke dit gedeelte des lands doorstroomt.
% ;