
• r ' V - i i i T i i i in 'Ttiiitiü
liorsto 2onc. 550 Negoiule gebied.
hunnen schedel bedekt met het weeklerigst groeijende woudgeboomle;
dit is vooral dan het geval, wanneer de stellte der
wanden den schedel ontoegankelijk maakt en de vernielende werking
der bijl Toorkomt. Wenscht men een duidelijk heeld te aanschouwen
van de majesteit eener tropische woudnatuur, van de
bewonderenswaardige groeikracht, die zieh aldaar ontwikkelt,
dan bezoeke men den rotswand van het kalkgebergte G.-Noengnang,
welke zieh 500 voet hoog, bijna loodregt verlieft boven
het dorpje Goea (regentschap Bandong, distrikt Tjiea.)
Reusachtige, raeerendeels zuilvormig groeijende boomen, wier
schoonheid alle beschrijving te boven gaat, worden aldaar gevonden;
hunne stammen vei-heiTen zieh de een boven den anderen,
hun loofgewelf rijst als een amphitlieater boven elkander opwaarts,
zij verheffen zieh zoo digt nevens elkander aan den steilen wand,
dat de witte kleur van het gesteente sleehts op enkele plaatsen er
doorsehijnt. Andere boomen, en deze maken verre weg de meerderheid
uit, hebben geen zuilvormigen stam; zij verheffen zieh in
tegendeel op een körten , als het wäre uit wortelen en nevenstutten
zaämgedraaiden stam, maar hun bladerendak kenmerkt zieh door
des te grootere weelderigheid en hangt in wijde bogen van den
rotswand benedenwaarts. Het zijn soorten van het i'icus-geslacht,
waarvan het meerendeel eigenaardig op kalkrotsen te huis behoort,
alwaar zij het weligst gedijen. De wortelen van dit geboomte
kruipen allerwege als slangen uit alle reten, gaten en spleten van
het gesteente, terwijl de stammen, waartoe zij behooren, in gelijke
rigting als de wand, dat is, loodregt oprijzen. Zij vormen een
vlechtwerk om alle uitstekende blokken, ja, de voorsprongen en
lijsten van den wand, welke sleehts eene breedte hebben van I
ä 2 voet, worden er door omsponnen. Laag aan den voet van
dit woud, dat op eene loodregt staande vlakte groeit, ligt het
eenzame dorpje Goea aan de noordelijke zijde van den G.-Noengnang;
niet vöor 8 ure zien de bewoners van dit oord de eerste
zonnestralen, nadat het snuivende geluid der Buceros-vogelen en
de met tusschenpoozen zieh verheffende iijne toon van het geschreeuw
der Soerili-apen (Semnopithecus mitratus), wier geluid veel overeenkomst
heeft inet dat van een vogel, reeds sedert geruimen
liorste zono. 551 Negendo gebicci.
tijd is verstomd. Want deze dieren, die op de zware, dooreengekronkelde
armen en takken der boomen bijna op hetzelfde punt
der aardoppervlakte, doch eenige honderd voeten hooger in de
lucht leven dan de bewoners van het straks genoemde dorp,
begroetten reeds twee uren vroeger de opgaande zon met hun
gekrijsch, toen bare eerste stralen de toppen van het geboomte en
den schedel der rots verlichtten.
Maar bovendien worden nog vele andere gedeelten gevonden
der distrikten Radja mandala, Tjilokötot en Tjiea, allen behoorende
tot het regentschap Bandong, waar overvloedige gelegenheid
bestaat om de weelderige groeikracht te bewonderen van
het geboomte, dat den schedel der kalkrotsen beschaduwt; van
eene hoogte van 950 tot aan 2000 voet worden dergelijke rolsen
veelvuldig aangetroffen, die allen uit raeer of min steil, ja, loodregt
opgerigte banken, of stukken van banken bestaan. Vergelijk
IIP" afdeeling, bladz. 82 en volgende. — Waar de vlakke, met
eene vruchtbare aardlaag bedekte bodem eindigt, waar naakte
kalkrotsen oprijzen, waar men zou wanen de grens te vinden
der weelderige groeikracht, juist daar is het, dat in deze streken
het woud aanvangt; daar verheft zieh het majestueuse woud, dat
zieh kenmerkt door eene weelderigheid van groei gelijk de reiziger
vroeger nergens ontwaarde; niet sleehts bedekt het den schedel
der rotsen, maar zelfs bare zij w a n d e n , waar deze niet volkomen
loodregt oprijzen, waar voorsprongen worden gevormd, en wel zoo
digt, dat de witle kleur van het gesteente sleehts op enkele plaatsen
door het loofgewelf heenschemert. Bij eene loodregte hoogte der
wanden van 5 ä 500 voet, hebben de schedels der rotsen gewoonlijk
eene breedte van 500 ä 1000 voet. Vormen deze digt gegroeide
wouden het levendigste kontrast met de vlakke streken in het
rond , die bedekt zijn met dikke aardlagen , waarop sleehts
het dorre Alang-gras, doch geen enkel boompje groeit, zij maken
het den beschouwer regt duidelijk, dat planten en vooral boomen
het hoofdbestanddeel tot hunnen wasdoni vereischt, — de koolstof,
— uit de lucht en niet uit den bodem trekken. Millioenen
reten en scheuren worden in deze kalkrotsen waargenomen; op
vele plaatsen verkrijgen deze eene aanmerkelijke wijdte, j a , vormen
i. i'
I