
h'
Viordu zone. 17Ö Honig gebied.
achlige soorteii, waarschijnlijk varieteiLen. Totaal 19 à24soorLen
in 11 geslachten en 10 familien.
Kruidagutige gewassen. Balsamineae : Inipatiens 2. Primiilaceae :
Primula i. Balanophoreae : Balanophora 2. limbelli feme : Sa.nicnia.
1, Hydrocolyle 2, Pimpinella 2. Rosaceae (Dryadeae) : Agrimonia
1, Pragaria 2, Alcliemilla 1. P/awteg'meae ; Planlago 1 à 2. Violariae:
Viola 4 à 0. Ranunculaceae : Ranunculus 2, Thalictrum 1. Valerianeae
: Valeriana 1. ^i/^m/o/iae ; Echinospermum 1. Gentianeae :
Ophelia 1, Gentiana 1. Geraniaceae : Geranium 1. Scrophularineae :
Veronica 1. Campanulaceae : Evolvulus 1, Walilenbergia 1. Rubiaceae
(Slellalae) : Galium 2. Composilae : Gnaphalium 1, Dichroceplialia
1, Senecio 1, Myriactis 2. Äwtoceae : Boenninghausenia 1.
Orchideaii (terreslres) : Tlielymitra 1. Epacrideae : Leucopogon 1.
Euphorbiaceae : Euphorbia 1. Gramineae : Ataxia 1, Festuca 1,
benevens vele andere, niet kenschetsende grassoorten. Tolaal 43
à 43 soorten in 32 geslachten en 21 familien, of, boomen, struiken
en kruiden, alien ie samen genomen, 89 à 101 soorten in 58 à
59 geslachten en 56 familien.
Bene vlugtige beschouwing van dit overzigt is reeds voldoende om
al aanslonds te ontwaren hoe gering het getal soorten is in verhouding
van de geslachten en familien. Het mag inderdaad als een zeer eigenaardig
kenmerk van de flora der bergtoppen van Java worden
beschouwd, dat alle familien slechts door zeer weinige, - ja, dat
een 16 tal er van elk afzonderlijk door slechts eene enkele soort
zijn vertegenwoordigd , terwLjl wijders onder de overige familien 20
geslachten voorkonien, waarvan mede slechts eene soort wordt aangetroffen.
Een gevolg daarvan is , dat, niettegenstaande de geringheid
van het absolute tal van soorten in deze flora zij niettemin,betrekkelijker
wijs gesproken, eene groote afwisseling van verschillende plantenvormen
aanbiedt, uithoofde meer dan de helft der aanwezige soorten
lot geheel verschillende geslachten behoort en meer dan het derde
gedeelte er van tot geheel verschilende familien moet gebragt worden.
Doch zijn hierbij noch de grassoorten , noch de menigte niet boomachtige
varenkruiden , noch de overige cryptogamische planten gerekend.
Uit het voorafgaande overzigt blijkt tevens op het eerste gezigt
welke groote overeenkomst er bestaat tusschen de alpenilora van
" 'A ' i
V i e r d e zune. 577 Kenig gobicd.
^ \
Java en het plantenrijk van noordelijk gelegene landen, want de
meeste soorten , die voorkomen op de Javasche bergtoppen , behooren
tot geslachten en familien , welke in Middeii-Europa door een
veel grooter aantal soorten zijn vertegenwoordigd dan hier het geval
is, ja, aldaar tot de meest algemeen voorkomende planten mögen
gerekend worden, terwijl geene enkele soort van het grootste
gedeelte dezer geslachten en familien in het heete laagland van
Java wordt aangetroflfen.
In de bewoonde laaglanden des eilands wordt aan elken boom,
aan elke plant, hoe onoogelijk zij ook möge zijn, eene afzonderlijke
benaming gegeven, in welk opzigt de Soendasche en Javasche'
talen een onuitputtelijken rijkdom schijnen te bezitten; hier op
de bergtoppen houdt de nomenclatuur der inboorlingen op. Uit
eigen beweging bezoeken zij deze bergtoppen slechts zeer zelden;
zij geven aan vele boomen, die tot de meest verschillende familien
behooren, doch echter in grootte, in habitus en door hunne veelal
kleine, leérachtige bladeren veel ovei^eenkomst met elkander hebben,
de algemeene benaming van T j a n t igiofTjantigi goenoeng, Tj.-gédé,
Tj.-kitjil, hetgeen eigenlijk niet veel meer beteekent dan grooteof
kleine bergboom, een overtuigend blijk hunner geringe kennis van
de flora der bergtoppen. Die namen echter, welke raeer bestendig
aan bepaalde soorten worden gegeven, zal ik hier lageraanhalen
en tevens beproeven om den lezer het karakter te schetsen dier
boschjes, welke, gelijk wij vroeger hebben gezien, met inbegrip
van alle struiken en kruidachlige planten, uit niet meer dan
ongeveer een honderdtal verschillende soorten bestaan.
Boome». Tot de minst fraaijen van alle soorten, die echter
veelvuldig worden aangetroffen, eene groote ruimte beslaan en
dientengevolge eene belangrijke rol in bei woud speien, behooren
eenige Ternstroemiaceae : Eurya tristyla wght. (Geeria glabra
a i i o r . ) , coneocarpa en Blumeana Khs., boomtjes met helder groene,
wijd van elkander staande bladeren en polygamische (somtijds
dioecische), kleine, kleurlooze bloemen, die in de bladokselen zitten,
benevens Dicalyx costatus, sessilifolius en ciliatus ui., die na
verwant zijn met de Eurya-soorten, hoewel verscheidene hunner
kenmerken van die der Ternstroemiaceen afwijken; zij hebben
«-Ì.