
mm
V i e r J c zono. 600 Eonig gebiecl.
Tjenioro-boomen (Casuarina Junghuhniana) en dit Meeke bosgras (Fesluca
niibigcna) zijn de twee planten , welke op de ineesle bergtoppen
van Oost-Java, in tal van individúen, alle anderen verre overtreffen
en de eigenaardige physiognoinie er aan geven. Deze grassoorl wordt
voornanielijk gevonden op de toppen des G.-Merbaboe, Lawoe, Kawi,
en Tèngger, waaraan zij eene helder vale, meer geelachtig grljze
dan groene kleur geeft.
Op rotsachtigen bodem, in de reten van sleenbrokken, in
de nabijbeid van kraters, j a , raenigwerf op den rand of in de spielen
der kratermuren zelve groeit eene menigte varenkruiden en Lycopodium
soorlen, waartusschen in enkele oorden des eilands nog twee
bloemdragende plantjes voorkomen, namelijk.^iioteii/twyaDamcMsßi.
(?E. linifolius l ) , eene kleine Carapanulacee, waarvan de Stengel
aan de basis houtacbtig is, — deze plant werd gevonden op den
G.-Gédé, — en Geranium Ardjunense zoii. et m. , welke op rotsen en
oude muren des G.-Ardjoeno groeit. (1) Hot aantal varenkruiden
en Lycopodien daareotegen, welke de dorre, rotsachtige
gedeelten der bergspitsen tot lievelingsoord hebben verkozen,
is zeer groot ; ik zal slecbts eenige der uitstekendsten, raeest
algemeen verspreiden optellen, die zeer dikwerf nog worden gevonden
aan den rand van heete rotsspleten, waaruit dampen opsUjgen ,
waar niets anders groeit, ja, zelfs geen korstmos meer wil gedijen.
Hiertoe behoort de fraaije, kleine Gleicbenia vulcanica bi., die gezellig,
tot kleine groepen vereenigd opwast en waarvan bet loof zieh uitbreidt
op een dun stengeltje, dat ter naauwernood de hoogle bereikt van een
voet. Aan de randen zijn de bladeren voorzien van omgeslagene,
zakvormige lappen en de middenrib er van is bedekt met
groote strooblaadjes. Wijders moeten hiertoe worden gerekend
Gleichenia vestita, Acroslichum callaefolium, Polypodium rupestre
en vulcanicum Bi. , beneveus Lycopodium trichiatum Bory en sabi-
(1) Zollinger maalit melding van eene andere Stellaria, St. ausiralis Zoll, et M. (1. e.
11. bladz. 681), die in rotsreten des G.-Raon wortelt. Uithoofde reeds vroeger op bladz.
432 en 490 de opmerking is gemaakt, dat op de bergen in Oost-Java , alvvaar vele
Europesche groenten worden geteeld, Europesehe Stellaria- eu Cerastium-soorten verwilderd
worden aangetroffen , wordt deze Stellaria australis als twijfelachtig door mij opgegeven.
Het schijnt, dat zijne Gentiana laxicaulis en Ophelia coerulescens (1. o . . bladz. 569)
mede met verschillen van G. qaadrifaria en 0. javanica.
Vierde zone. 601 Eeiiig gobied,
naefolium wiiki. , d i e bare ranken ver in het rond uitstrekken; in
andere oorden of tusschen de vroeger genoemden trefl men even
dikwerf Lycopodium vulcanicum bi. en javanicum Sw. aan. — Schieten
deze Lycopodien bare ranken over de omringende rotsblokken,
klimmen zij op tegen de kratermuren, in wier relen Polypodium
vulcanicum wortelt, zoovormt het schermvormige loof van het groene
Agapetes-woud boven, over den rand der kratermuren een geweif;
blijft de krater nog slechts gedurende een tienlal jaren in rust,
verwoest geene riieuwe uitbarsting de voorlgaande ontwikkeling
van dit woudgeboomte, dan zal het ontwijfelbaar längs de wanden
afstijgen, en de kolk met zijn scbaduwdak overdekken.
Bij voorkeur in het binnensie des wouds, in de schaduw
van het geboomte, groeijen tusschen gras- en niossoorten de
navolgende kruiden, waarnevens echter ook velen der vroegeropgetelden
worden aangetroffen, hoewel deze bet meest op grasplekken voorkomen.
Gewoonlijk vindt men ze allen, af althaus het meerendeel dezer
kruiden vereenigd aan den rand der boschjes, waar het woud grenst
aan eene opene plaats, aan eene graspiek, waardoor zLj van
elkander worden gescheiden. — Impatiens javensis steud. bemint
de schaduwrijkste, de vochtigste oorden des wouds; menigwerf
ontmoet men in ziJne nabijbeid nog andere soorten van dit geslacht
uit de vorige zone, die, in eene verticale rigting genomen, zeer
verre zijn verspreid; — wijders Sanícula montana Reinw. (benevens
de varieteit S. javanica bi.), welk kruid bijna nimmer op opene
plekken, maar vooral in het schaduwrijke, binnenste gedeelte dezer
alpenboschjes in alle streken des eilands in grooten getale wordt
gevonden , zoomede Ophelia javanica Hassk. (Swertia javanica aiior.),
waardoor de Gentiaan-soorten der Europesche weidevelden alhierworden
vertegenwoordigd en die allerwege wordt aangetroffen. Tusschen
de vorigen vindt men, behalve eene nog niet beschrevene Galium-soort,
in groote menigte Galium javanicum bi. , welke even als de bekende
soorten in Europa verward dooreengroeit, en hier en daar ontwaart
men Myriactis javanica en pilosa DG. (Bellis sp. aiior.). Op andere
plekken groeit in groote menigte op den bodem des wouds een
enkelvoudig gevinde, I i á 2 voet hooge varen, 5/ec/mtim oncMía/e
L. (benevens eene varieteitBl. pyrophyllum bi.) welks bladeren,
I
i
i i ' i
f ;