
¡¿m
so
fv
m
Ii
1
Iccrl kemieii, welke het geborgte heefl ondergaan, de nietamorplüsche
rotssoorten, die er veelvuldig in voorkomen en waaronder
zelfs glimmerschiefer niet ontbreekt, — niettegenstaande de fossile
dierlijke overblijfselen, welke daarin zijn besloten en die door ons zullen
worden opgeteld, allen zoo vele kenmerken dragen, dat hetzelve
belioort tot de jongst gevormde tertiaire gebergten.
Ten einde dit neptunische geborgte te leeren kennen, zullen wij
de minder bezochte, zuidelijke deelen van het eiland doorreizen,
alwaar dit geborgte zijno grootste mate van ontwikkeling heeft
verkregen. En wanneer wij dan de talrijko bergketenon beklonteren,
^yaarin hetzelve is afgedeeld, wanneer wij den voet zetton in de oenzame
dalen , welke tusschen dezelven ingesloten liggen en ons alsdan
de regelmatige, symotrieke gedaante der vulkanische kegelbergen
voor den goost roopen, zoo zal het neptunische gedeelte van het
eiland Java ons bij den eersten blik eon chaos tooschijnon, eene
woest dooreengeworpene massa van bergen, dalen en kloven, die
zieh allerwege ondor verschillende vormen aan het oog voordoen
en waaraan alle regelmaat ton eonen male ontbreekt; —
beschouwt mon hetzelve echter meer naauwkourig, dan wordt
raen woldra ovortuigd, dat de uiterlijke gedaante steeds afhangt
van het innerlijke zamenstel en van de ligwijze der
formatie, ten gevolge waarvan wij ons in Staat zullen gesteld
zien de verschillende landvormon tot twaalf algemeene typen terug
te brengen.
Dit merkwaardige tertiaire geborgte zullen wij behandelen in
het eorste gedeelte der derde afdooling. In het tweedo gedeelte zullen
wij de posttertiairo , de zoetwatervormigon leeren kennen, welke
de bekkens opvullen van voormalige meren, terwijl wij in het
daarop volgende derde gedeelte onze aandacht zullen vestigen op de
hedondaagsche formation ; wijdors zullen wij die nataurkrachten aan
een onderzook onderwerpon, welke nog voortdurend nieuwe gesteenten
vormen, de bostaanden vervormen, en haron invloed blijven uitoefenon
op de oppervlakte des bodems, zoowel aan de kusten als
in het binnenste des oilands.
Overstroomingen, bergstortingen, uitspoeling(orosie) door beken en
watervallen , aanslibbingen, bozinksels van modder, bot afzolten van
rolstoonlagen, het verbrijzolon der kusten door de zoe, het verbreoden
derzolven door nieuw gevormde lagen zandstoen of scholppuinbrokzio,
doorkoralenbouw, enz., — doze zijn de vorschijnseien, welke wij in
dit gedeelte der derde afdeeling zullen leeren kennen. Wij zullen
daaruit ervaron, dat er evenmin stilstand is in de onorganische
als in do organische natuur, dat dozelfdo krachten, welko
het tertiaire geborgte vormden, nog op den huidigen dag werkzaam
zijn, — dat ook in het geborgte oene steeds durondo wissoling
der Stoffen plaats grijpt en dat de omzelling der materialen,
waaruit de noptunischo gebergten bostaan, wolligt in geen enkol
land ter woreld mot zulk eon vreesselijk gowold, niet zulk eene
onweörstaanbare snolheid plaats grijpt als op Java! — in het land
derBandjers, waar kloine beken zoo monigworf, en zoo plotseling
haar water 10, ja, 20 voethoog zien stijgen, die als ziedende stroomen
door do dalen bruisen, alles door bot geweld barer baren wegslepon,
wat doze in bare vaart ontmoeten, terwijl zij aan den mond
der kloven menigwerf puin- en rolsteenbanken achterlaten, ter dikte
van verscheidone vademen, welke zij binnen een nur tijds hebben gevormd.
Wannoer de beschouwor bij den heldorston, blaauwon homel
mot verhazing den blik vestigt op dezen zondvloed, welke even snel
ontstond als hij mot rassche vaart voorbij ijlt, dan verkondigt de
donder, die in 't verwijdordo vorschiet nog längs 't blaauwond gobergte
rolt, do oorzaak van het verschijnsel, to weeg gobragt door
eene enkele onwe^i'sbui, welko zieh ontlastte binnen de enge grenzen
eener bergstreek van geringe uitgestrekthoid.
Bij het beschrijven of het aanhalon der steensoorten, waaruit
Java is zamengostold, of der fossile dierlijke overblijfsolon, welke
in het laagsgewijs gevormde geborgte worden aangetroffon, zal
tolkens worden verwozen naar de vorzamelingen , door mij in Java
bijeengebragt, die thans eon gedeelte uitmaken vanhot Rijks-musoum
voor natuurlljke historie te Leiden. Die aanhalingen zullen
steeds geschieden bij de nummers, waarmede olk dier voorworpen
der verzamoling, in het museum gedeponeerd, door mij is voorzien
geworden, ten einde den lezer, die belang stelt in de geologische