
Vierde zone. ÌJGO Kliniaat,
hier, in de verschillenJe dagen en maanden des j a a r s , len opzigle
der verdeeling van de warmle op de verschillende uren des daags,
nieer gelijkmaliglieid waargenomen.
S». Naar gelang men hooger klimt, regent het zeldzamer;
gediirende de drooge maanden desjaars vali er in deze zonenimmer
regen en op de hoogsle bergloppen wordt dergelijk verscliijnsel
slechls nu en dan waargenomen bij liei heerschen van den westmoesson
en ook dan nog is het een fijne nevelregen. De wesleof
noord-weslewind sUjgt slechts zelden tot op de 9000 voet
hooge bergloppen ; doch bij het heerschen van den wesl-moesson
zijn de benedensle luchtlagen, die op het vlakland van Java rüsten,
allerwege met waterdamp verzadigd en mei wölken overladen,
len gevolge hiervan wordt de vochtigheidstoestand der lucht, ook
in deze hoogsle zonen, eenigzins gertijzigd, ondergaat deze eenige
voorbijgaande veranderingen en dil is zelfs dan het geval, wanneer
de weslelijke luchtstroom zieh niel tot op deze hoogle doel gevoelen.
Is zulks het geval, dan gebeurt het somtijds, dat eene onweérswolk
zieh op eene hoogle van 9 , ja, van 10 duizend voel ontlasl;
gedurende bel drooge jaargetijde daarentegen geschiedt dil nog
zeldzamer. Uilhoofde de hoeveelheid waterdamp , in de lucht aanwezig,
vermindert, er geene wölken gevormd worden, zoo worden
insgeUjks de eleclrieke verschijnseleti zeldzamer waargenomen,
naar gelang men hooger slijgl. ßevindl men zieh des namiddags
aan den rand van een dier hooge bergloppen, dan wordt men gewoonlijk
besehenen door de helderste zonnestralen, lerwijl 3 à
öOOO voet lager, aan de hellingen des bergs, bliksemstralen de
wölken doorklieven en donderslagen den dampkring doen Irillen.
In de Iweede zone liebben wij op bladz. 583 den lezer reeds
doen opmerken, dat de loodregt opstijgende luchlslroomen, waar;
mede de waterdamp — hei gasvormige v^'aler — boven de heete
vlakten van het laagland oprijsl, zieh waarschijnlijk niet hooger
verheCfen dan 6, 7, uiterlijk 8000 voel. Gedurende de helderste
maanden des jaars , van Julij tot September , gebeurl het op sommige
zeer heete dagen, ten gevolge van de buitengewone helderheid
der lucht en windstille, — dal deze verticale luchlslroomen
zeer sterk zijn, waarbij de waterdamp tot op veel groolerehoogle
dan 8000 voel wordl opgevoerd. Deze dampen, opgestuwd tot in
Vierde zoiie. !;gi Klimaat.
den ijskouden dampkring, verdikken alsdan plotseling en hagel
valt onverwacht op de 9 ä 10 duizend voet hooge bergtoppen, die
onmiddellljk daarop weder door den heldersten zonneschijn worden
verlicht. Ofschoon ik het slechts tien ä Iwaalf keeren heb zien
hagelen op bergloppen, die hooger rijzen dan 9000 voel, mag het
echter niel als een verschijnsel worden besehouwd, dal aldaar
zelden waar le nemen is, wanneer men bedenkt hoe zelden dergelljke
bergtoppen worden beklommen.
3". Ilel onderscheid tusschen de iemperatuur van dag
en nacht, helwelk in de vorige zone, op plateaux mel gras
begroeid, nog zeer grool was, is in deze zone veel geringer; dit
moet ongetwijfeld worden toegeschreven aan de geringere uitgestrektheid
van den vasten bodem, welke door de zonnestralen
kan worden verwarmd. (Vergelijk de tabel medegedeeld od
bladz. 385 en 476.)
40. Horizontale plateaux worden in deze zone niet gevonden
en evenmin nevellagen des nachts. Het snel afnemen der
Iemperatuur op eene hoogle van 9 a 10 duizend voel, dal zieh
des avonds na 4i a 5 ure laat waarnemen en vooral bei plotseling
dalen van den warmlegraad bij helderen hemel en volkomene
windstille, zoodra de zon onder den horizon verdwijnl, zijn daarentegen
verschijnselen, die geheel eigeuaardig in deze streken le
huis behooren. (De lezer vergelijke hieromtrenl n«.
So. Winden. Gedurende het gansche jaar waait voortdurend
op deze hoogte de zuidooslpassaal, die, enkele uitzonderingen
daargelaten, des nachts of stiller wordt, of gaat liggen. Dikwerf
wijkt bij van zijne gewone rigling af, loopl naar het oosl-zuidoosten,
oosten en oost-noordoosten, en verhel't zieh in den loop
des dags van lijd tot tijd eensklaps. Deze zuidoostcwind wordt
gedurende den regenmoesson des le zeldzamer verdrongen door
den noordweslewind, die alsdan in het laagland waait, naar
gelang de berg, waarop men zijne waarnemingen doet, hooger
is. Op bergloppen ter hoogle van 10000 voet en hooger, zoo
als de G.-Slamat, Ardjoeno, Semeroe, heb ik nimmer een weslewind
waargenomen. Ter hoogte van 9 ä 9 i duizend voet echter,
1). V. op den G.-Mandala wangi, was zulks — in de maand
J-
. :
i l Ii