
'llTfllllill
^ "II t.
' I
Derde zone. 47i L'itgcstrektlieicl, Derde zone. 475 Klimaat.
i i
••I . I
"1' II
f :
sfii^:.
'Pilri
i;
i >k
• 4r
jenJe streken bezit; hiertoe behoort insgelijks het gebergte, dat
den G.-Tengger met den G.-Semeroe verbindt, waarvan de verschillende
gedeelten bekend zljn onder den naam G.-Garoe, Gcerabar
en anderen (1. c. bladz. 786, 811 en volgenden). — 5". Het
hoogland tusschen de vulkanen G.-Raon en Idjen, waarvan de oostelijksle
Streek Ongop ongop ter hoogte van 8600 voet ligt (1. c.
bladz. 1017 en volgenden). — Het hoogland des G.-Ajang behoort
tot de volgende zone.
J ü l t m a i a g v f t p f t t j s i j c l i « schßts,
Te rekenen van de benedenste tot aan de bovenste grens dezer
zone vermindert de drukking dbr i.ücht 30,82 Par. lijnen;de
kwik van den barometer daalt, namelijk, van 284,16 tot op
253,34'". Van het Strand der zee tot aan de bovenste grens heeft
er eene vermindering van drukking plaals van 82,66"', derhalve
bijna van zeven duim. Deze geringere drukking der lucht oefent niet
slechts een aanmerkeUjken invloed uit op het plantenrijk, inaar zij
doet zieh insgelijks in eene hooge male gevoelen op mensch en dier.
De TBMPBRATuuR DBS DAMPKRiNGs daalt vau 15,00 tot
10,55° R. (18,7 lot 15,0° C. of 65,7 tot 55,4° F. ) , ondergaat dus
op eene verticale uitgestrektheid van 3000 voet eene vermindering
van 4,65° R.; van het Strand der zee tot aan de bovenste grens der
zone — voor eene lachtlaag van 7500 voet verticale dikte —
daalt zij derhalve 11,65° R.
vocHTiGHBiD DBR LUCHT. Dcze zonc mag in den eigenlijken zin
des woords de zone der molken, der dikke, zaamgepakte wölken,
worden geheeten, die voornamelijk aan hellingen, met wanden
bedekt, zieh reeds ten 10 ure, ja, menigwerf reeds ten 9 ure des
voormiddags beginnen te vormen; te rekenen van 11 of 12
ure tot omstreeks 1 ä 3 ure bullen zij alles in digte nevelen, welke
zieh omstreeks dien tijd menigmaal op een tiental plaatsen te
gelijk in onweerregens ontlasten en eerst de naraiddagzon weder
vergunnen met hare stralen de bloemrijke oppervlakte van het
woud te beschijnen. Heeft er des middags of in den namiddag
geene ontlasting plaats, dan blijven de wouden ook gedurende
het overige gedeelte van den dag in nevelen gehuld, welke zoo
dik en vochtig zijn, dat men geen enkel voorwerp op 25 schreden
afstands vöör zieh uit kan waarnemen, terwijl de Psychrometer
aanduidt, dat de lucht ten volle met waterdamp is verzadigd
, totdat deze wolkennevel, na het ondergaan der zon, als dauw
op de oppervlakte van het woud en op den bodem nederploft. Dan
wordt het plantentapijt althans verlicht door het schljnsel van
een onbewolkten sterrenhemel, want zelden gebeurt het, dat de
wolkenlaag ook des nachts op het gebergte blijft hangen. Ten
opzigte van de krachten en de verschijnseien, welke deze wölken
doen ontstaan en met de vorming er van gepaard gaan, zoomede
het afnemen van de vochtigheid des dampkrings, naar gelang men
hooger klimt, heb ik reeds vroeger het noodige vermeid in het
klimatographische overzigt der tweede zone. Ten einde den lezer
in Staat te stellen over de gehalte aan waterdamp van de lucht
op verschillende hoogte en in verschillende streken van West- en
Oost-Java te kunnen oordeelen, geef ik hier, bij wLjze van voorbeelden,
de resultaten op van gedane waarneraingen , waarnaar
ik reeds vroeger, bij het behandelen der tweede zone, heb verwezen.
De tabel, welke de boven bedoelde resultaten bevat, is voor het grootste
gedeelte zaamgesteld door den beer F. W. C. Krecke, Ph. Dr.,
aan het meteorologisch en magnetisch observatorium Zonnenburg
te Utrecht, die de vriendelijkheid heeft gehad meer dan
honderde waarnemingen te berekenen, door mij op de later
te vermelden oorden op Java gedaan, ten einde daaruit het
gemiddelde bedrag te kunnen afleiden. leder lezer, dien het bekend
is, hoeveel moeite het maken van dergelijke,berekeningen
kost, vooral dezulken, welke moeten afgeleid worden uit formules
naar waarnemingen, die op hoogten van meer dan 10,ja,
11 duizend voet werden gedaan, — tot op welke hoogte geene lot
heden berekende hulptabellen reiken, — zai te regt bevroeden welken
dank ik den man verschuldigd ben, die op zulk eene verpligtende
wijze een gedeelte van mijnen arbeid op zieh heeft
gelieven te nemen.