
f
\
176
20. (le Soerahing (een halve kring); 5°. de Lawoe, van welken
kegel slechls eene kleine spits hooger dan 10 duizend voet oprijst
en 4°. de Ardjoeno (Widodaren), die uit verscheidene toppen
hestaat, welke eene rij vorraen van het west-noordwesten
naar het oost-zuidoosten. Slechts een enkele bergtop op gansch
Java verlieft zieh hoven 11000 voet, ja, rijst 480 voet boven die
zone;hetisdeG.-S6nieroe,dieals de heilige berg werd heschonwd
door de voormalige hewoners van Java, helijders der leer van
Brahma; zij noemden hem i¥a/iameroe. Reeds voor een vijftal
eeuwen, toen de hewoners van Java nog geene werktuigen hezaten
cm de hoogte hunner bergen te meten, werd hij als de hoogste berg
des eilands heschonwd, en znlks niettegenstaande andere bergen
in zLjne nabijheid oprijzen, zoo als b. v. Ardjoeno, die in hoogte
weinig voor hem behoeven te wijken.
In de tweede, vulkanische afdeeling van dit werk zullen wij
trachten te bewijzen, dat geen enkele dier kegelbergen in den
eigenlijken zin des woords uit de baren der zee is opgerezen ,mRa.r
dal zij zieh in tegendeel door hunne eigene uitwerpselen langzamerhand
hebben opgehoogd op eene neptunische, tertiaire basis
nadat deze reeds opgeheven en droog land was geworden.
•JiJ^lto'
EERSTE AFDEELING
DE GEDAANTE EN DE PLANT-BEKLEEDING DES LANDS.
TWEEDE GEDEELTE.
DE PLANT-BEKLEEDING.
Het plantenrijk van Java uit een physiognomisch en physischgeographisch
oogpunt beschoxmd.
i (I
ISI )i '
f
. 1