
äKii«
l| t, i -
i'l ' f
t
1 'Ä I
'S« Ä
108
gniis, dal uiL de kraters der naburige viükanen werd uitgebraakt, —
in liet plateau van Tobah geschiedde ziüks door lagen van Witten,
plastischen thon. (1) Zeer opmerkenswaardig is het, dat de
kanaalvormige kloven, met bare scherp afgesnedene randen,
waardoor de plateaubeken van Sipirok en Tobab stroomen, zicb
in gelijken vorm aan het oog voordoen op Java, in het westelijke
gedeelte van het plateau van Bandong, in Rongga.
Even zeldzaam als op Java vlakke, hoog liggende dalbodems
worden aangetroffen, even schaars vindt men op dit eiland tweeof
verveelvoudigde, evenwLjdig nevens elkander oprijzende bergketenen
, welke ter grens strekken aan lengte-dalen, die eene gelijke
rigting bebben als de ketenen en welk verscbijnsel het keninerk
van Soematra mag worden geheeten. Het zijn dubbele
verheffingsranden, en de dalen of boogvlakten, welke zij insluiten,
zijn splijtings-dalen. Gering is het getal van dergelijke dubbele
bergketenen, dat Java bezit, en ook deze weinigen bebben slecbts
eene geringe uitgestrektheid en liggen allen binnen het gebied der
tertiaire formatie. Tot deze soort bebooren, namelijk, eenige
takken van het Zuid-Serajoe-gebergte in bet regentscbap Keboemen ,
en de tusschen dezelven ingesloten liggende dalen, waardoor de
Kali-Loök oelo en Loök kidang stroomen; wijders het Kendenggebergte
in het regentscbap Koeningan, dat in eene oostelijke rigting
tusschen den Tjerimai en den Sawal heenloopt en zicb uitstrekt
naar de zijde van den Slamat. Albier ziet men eene dubbele
ophelTmg van het tertiaire geborgte, waar tusschen een in de lengte
uitgestrekt splijtings-dal wordt gevonden, dat ingesloten ligt tusschen
de breukranden van bet zoo even genoemde gebergte; eene
eruptieve centraalketen verdeelt dit dal in twee deelen, in eene
noordwaarts gekeerde helft, waardoor de Tji-Petak en in eenezui-
(1) Ook deze thon kan door de kraters van Vulkanen, b. v. , van den thans uitgedoofden
Dölog-Dsaoet. die zieh aan de zuideliike grens van Tobah verheft, in den vorm van
asch uitgebraakt zijn geworden, waardoor het voormalige meer van Tobah gevuld
geraakte ; de witte tuf, die zulk een groot gedeelte der residentie ßantam, op Java , ter
dikte van honderde voeten bedekt, en de horizontaliteit der lagen, welke die thon in
Tobah, afwisselende met andere, grovere Produkten, vormt, terwijl de bergketenen ter
wederzijde, uit steil buitenwaarts hellende gesteentebanken bestaan, mag mede als een
bewijs worden aangemerkt, dat wij hier eene formatie van eene jongere dagteekening,
het afzetsel uit het water van een meer vöör ons hebben.
delijke helft, waardoor de Tji-Tjolang en bare meer oostwaarts
afvlietende nevenbeken stroomen.
Deze beide op Java voorkomende dalen zijn derbalve werkelijke
lengte-dalen, tusschen evenwijdige bergketenen ingesloten , wier
effene bodem ontstond ten gevolge van bet zand en de rolsteenen
door Bandjer's aangevoerd en afgezet, doch waarvan in voormaligen
tijd boogst waarschijnlijk slecbts een gering gedeelte bedolven lag
onder de wateren van een meer; deze dalen zijn echter, wat hunnen
vorm betreft, wäre evenbeelden der type, die wij op Soematra
aanschouwen, terwijl bet eenige onderscheid, betwelk wij tusschen
dezelven opmerken, hierin bestaat, dat deze smaller, minder ontwikkeld
zijn dan gene.
Mist Java de dubbele ketenen, zoo kenmerkt het zieh door het
aantal enkelvoiidige bergketenen, gevormd door de eenzijdige verheffingsranden
van zijn neptunisch gebergte, benevens door de
ligging van het meerendeel zijner vulkanen, die ter zijde, aan
den voet van de neptunische bergketenen zijn uitgebarsten. In de
volgende boofdstukken zullen wij ontwaren, dat overal waar het
tegendeel plaats grijpt, waar een vulkaan uit den kam eener
bergketen oprijst, zoo als, bij voorbeeld, bet geval is met den
G.-Slaraat, zulks eerst later is te weeg gebragt, doordien de vulkaan,
welke nevens het breukvlak van bet neptuniscbe gebergte
te voorscbijn trad, zieh door zljne eigene uitwerpselen zoo zeer
ophoogde, dat hij zelfs den rand van het opgedrevene gebergte
overstelpte, ja, geheel en al bedolf.
Gelijk op Soematra parallel-dalen en dubbelketenen in menigte
worden aangetroffen, en die vorm aldaar de overhand beeft boven
anderen, zoo zien wij op Java daarvoor in de plaats treden een-.
zijdige opheffingen van het neptunische gebergte tot schotsachtige
ketenen, die dikwerf verveelvoudigd nevens elkander oprijzen,
of geheel en al zonder eenige regelmaat door een liggen.
De meeste vulkanen van het eiland Java zijn derbalve niet door
middel van eigenlijke hergketetien met elkander verbonden, gelijk
het geval is met het meerendeel der vuurbergen op Soematra;
men treft hier in tegendeel slecbts glooijende vlaklen aan, welke
i' 'i
'iif
II
• ^