
Wi it(il>i(?Btf|[lWl<>
f !
f Í
I •
•r
I . .
lí.lí
16Ö
hären oorsprong vindt ia het groole aantal l)eken, welke door de
straalvormig nedervvaarts loopende kloven der genoeinde bergen
afvloeijen. Een dergelijk, doch grooter, hooger rijzend hergterras,
het platean van Pengalengan , ligt znidwaarts hoven de vlakte
van Bandong en is van deze gescheiden door den G.-Malawar. Hei
is een golfvormig oneffen hoogland, dat zieh als de hreede kruin
der valkanisch-neptnnische grenszone uitstrekt van den G.-Tiloe
tot aan den G.-Pepandajan, verre om den znidelijken voet der
overige hergen heenloopt en het nitgehreidste hoogland van Java
vormt, gelijk de beide cultuurvlakten, behoorende tot het bovenste
gedeelte van den loop der groote rivieren Tji-Taroem en Tji-Manoek,
de grootsten op deze hoogte van Java zijn.
Van de afzonderlijk slaande bergspitsen, wier kruinen in de
znidelijke helft des eilands, doch vooral in Soekapoera, als läge
klippen boven de oppervlakte des waters rijzen en meerendeels de
toppen der eruptie-gesteenlen zijn, die de neptunische forniatie
hebben doorbroken, van deze zullen wij slechts een enkel eiland
optellen , hetwelk derhalve ons zesde eiland wordt. Steil verheft zieh
iiit de baren des oceaans de G.-Singkoep, die geheel eenzaani is in het
midden van het neptunische gebergte; hij doet zieh aan het oog voor
als eene ruine of bürgt, eindigt in eene hoogvlakte, aan welks uiteinde
kolossale hoekpilaren oprijzen, en komt in gedaante overeen
niet een oud bastión door wachttorens omringd.
Op een geringen afstand van het smalle, tongvormige uiteinde van
het vijfde eiland rijst het oostelljkste gedeelte van het ^evcMííe eiland:
/ . I. Figuur 5, met een kolossalen hoekpilaar, den G.-Slamat uit de
baren; het strekt zieh als een smalle kam oostwaarts uit tot aan den
Goenoeng-Praoe, en heeft in deszelfs oostelijke helft eenvoorland
«Karang kobar,» dat naar het zuiden is gekeerd en eene breedte
van verscheidene mijlen bezit. Aan zijn oostelijk uiteinde wordt
de centraalkam breeder, vormt hij den G.-Dieng, welke te dezer
plaatse oprijst; hij wendt zieh vervolgens onder een hoek van 4ä°
naar het zuidoosten en eindigt in twee hoekpilaren, den G.-Sendoro
en den Soembing, welke eene groote overeenkomst met elkander
bezitten en in hq^igte ongeveer gelijk staan ; zij zijn vereenigd
door middel van een tusschenrug, die nog ter hoogte van 2000
g" Í'
^ II'
M