
f r '
V' • !
'' i;
i • ^
>1 • •
ti)
11,
r ' ; '; • Ì
•• -il
116
van den Patoea is te voorschijn getreclen, zet hij zieh in eene
wesL-zuidwestelijke rigting, vele mijlen ver, tot beneden aan de
kust voort. Aan de oppervlakte der bergketen, waarvan het glooijende
vlak het grootste gedeelte uilmaakt van hetdistrikt Tjidamar,
is in de hoogere streken, die digterbij den vulkaan zijn gelegen,
de explosie-krater Kav^^ah-Tjiwidai uitgebarsten.
De Patoea (1) vormt het begin, — den westelijken uithoek, —
der vulkaanrij, waardoor het plateau van Bandong ten suiden
wordt begrensd. Te rekenen van den Patoea tot aan den Tjikorai
hebben wij deze keten op de kaart afgebroken, an daarvan een afzonderlijk
profiel, geteekend n». IL B, vervaardigd, ten einde het
vrije uitzigt op de tegenoverliggende, noordelijke keten van het
plateau niet te belemmeren.
Keeren wij terug tot de doorsnede van den grooten weg, der
postroute, naar het punt van waar deze door de wijde ruimte,
tusschen den Gèdé en den Boerangrang ingesloten, heenvoert en
uit de vlakte van Badja mandala in zigzag naar het plateau van
Bandong opstijgt. öp de kaart ziet men het plateau, benevens de
acht vulkanische bergspitsen, die, tot eene keten aaneengeschakeld,
hetzelve aan den overkant, ten noordoosten, begrenzen en van Krawang
scheiden. Slechts een enkele dier bergtoppen is door een
krater doorboord. De Goenoeng-Boejoeng vormt den zuidoostelijken
hoek dezer vulkaanrij; zijne helling daalt af in hetlaagstgelegene,
noordoostelijke gedeelte van het Garoet-dal, ter plaatse waar, aan
deszelfs voet, Baloeboer limbangan ligt. Van dit dorp af loopt het
proiiel verder, doorsnijdt den dalhodem, benevens de kloofzijner
hoofdbeek Tji-Manoek, en verheft het zieh eindelijk naar de keten,
welke het dal ten zuidoosten begrenst. Hebben wij het plateau van
Bandong in gelijke rigting met den loop zijner hoofdbeek, namelijk,
van het oosten naar het ivesten, derhalve in de lengte afgebeeld,
ZOO is dit «inwaarts gelegene Tji-Manoek-dal.» het dal van Garoet,
van het zuidwesten naar het noordoosten gerigt.
Westwaarts heen vereenigt zieh de G.-Boejoeng met den Goenoeng-
(1) Kortheidshalve zullen wij het woord Gomoeng vóór de eigennamen van borgen dikwerf
weglaten.
Boedjoeng, welke digterbij den besehouwer ligt en den oostelijksten
berg vormt der zuidelijke Bandongsehe keten. Door middel
van een lagen zadel, waarover de straks vermelde weg uit het
plateau naar Leles in het Garoet-dal voert, is hij met den G.-Mandala
wangi verbonden, welke westwaarts heen op dezen volgt, doch
die op dit profiel niet kon worden afgeteekend.
De bergen G.-Boedjoeng en Gerimbi zijn döor middel van hooge
tussehenjukken, in de gedaante eener halve ellips, met elkander
verbonden; zij omringen een ketelvormig hoogdal, welks bodem
met koifijtuinen is bedekt, doch dat slechts zelden door een reiziger
wordt bezocht, niettegenstaande er van Tjitjalengka, het oostelijkste
dorp van het plateau van Bandong, een weg door hetzelve heenvoert
; Voigt men dezen weg, welks paspunt eene hoogte bereikt
van öOOO voet, dan komt men te Tjelantjang en, van daar afdalende,
in het schoone Garoet-dal aan, w^aarin, aan den voet van
den G.-Boejoeng, het dorp Baloeboer limbangan ligt, dat door even
weelderig groeijende Kokosboschjes wordt besehaduwd, als wij
aantreffen rondom de dorpen aan de kust van ons eiland gelegen.
Het profiel n°. H. B, strekt tot aanvulling der opengelatene ruimte
op het algemeene profiel, welke zieh uitstrekt van den G.-Patoea
tot aan den Tjikorai. In dit profiel vinden wij een gedeelte afgeteekend
van die bergen , welke het plateau van Bandong ten zuiden
begrenzen, zoomede de nog nader aan den besehouwer liggende
hoog-vlakten, die zieh zuidwaarts van deze bergen uitstrekken en
verderop afdalen naar dat gedeelte van de zuidkust, hetwelk behoort
tot het Tjandjoersehe distrikt Tjidamar en het regentschap Soekapoera.
Wat betreft de ligging dezer bergen, welke in de onmiddellijke
nabijheid van het plateau oprijzen, en in den vorm van een
traliewerk aaneengeschakeld zijn, ten dezen opzigte wordt delezer
naar de kaart en de kleine sehets Pnj'aw^aii Ä^wur 1 verwezen, (1)
uithoofde eene topographische besehrijving van zoo vele bergen
en ketenen, wier onderlinge ligging zeer ingewikkeld is, omslagtig
en vermoeijend zou zijn. Slaat de lezer het oog op deze schets,
(1) Deze schets zal worden gevoegd bij de besehrijving van den Boerangrang , in de tweedo
afdeeling van dit werk.