
Twoodü zone. 574 Ivlimuat. Tweode zone. 57Ö Klimaat.
K, »f!.
I
• k .M
i
Ii
Ì
: I
1 . f
• 'Ui
naar gelang nieii verder oostwaarts komt eii bereikt haartoppunt
in dal gedeelte, hetwelk zieh oostwaarts iiitslrekt van Kediri; dit
versclüjnsel staat in een naauw, genetisch verband — a met de bijzondere
gedaante des lands, met den sniallen, geisoleerden kegelvorm
der bergen en de grootere uilgestrektheid, welke het läge
vlaklancl aldaar bezit, — b met de zandige hoedanigheid des bodems,
want wijd uitgestrekte landstreken zijn aldaar met vulkanisch
Zand overstelpt geworden en — c met de plantbekleeding des
bodems, de bijzondere hoedanigheid der wouden, die de berghellingen
beschadiiwen. Wat betreft het laatste piint, len dezen opzigte mag
alszeker worden aangenomen, dat de kultuur een aanmerkelijken,
j a , een grooten invloed heeft uitgeoefend op het klimaat, hetwelk
drooger is geworden door het vellen der vroeger aanwezige wouden;
doch de oorspronkelijke aldaar door de natunr ontwikkelde planten,
woudboomen, die een wederkeerigen invloed op het klimaat uitoefenen,
waren de zoodanigen, welke een droogen bodem, een droog
klimaat beminnen, dat strekken kan cm hiinnen wasdom le bevorderen
, doch waaraan zij van Imme zijde geene grootere mate van
vochtigheid kunnen mededeelen. Ik bedoel de Casuarina-wouden,
die zulk een scherp kontrast vormen met de vochtige, schaduwrijke
loofwouden der Soenda-landen en welke alle bergen van Oost-
Java bedekken. (De lezer vergelijke hiermede de IP« afdeeling,
bladz. 949.)
Ten einde tot eene voldoende kennis nopens de mate van vochtigheid
des dampkrings op Java te geraken, is het volstrekt noodzakelijk
: 1°. dat waarnemingen ten dezen opzigte op eene en
dezelfde plaats minstens gedurende ¿¿n jaar worden voortgezet,
ten einde op die wijze in staat le geraken om , — al is het ook
dan nog slechts bij benadering, — de veranderingen le leeren
kennen, welke in de verschillende maanden des jaars plaats grijpen
met betrekking tot de mate van vochtigheid in den dampkring
aanwezig en de boegrootheid der afwijkingen te bepalen; — 2".
dat er niet slechts onderscheid wordt gemaakt liisschen Oost- en
West-Java, maar 5«. insgelijks tiisschen verschillende oorden in
deze beide groole afdeelingen van het eiland gelegen, en znlks
naar gelang zij al of niet met oorspronkelijke woiulen bedekt zijn,
in het binnenste van Java liggen en beschut zijn tegen den invloed
van den zeewind of van den west-moesson, of wel met de
hellingen der bergen, waaraan zij gelegen zijn, zieh blootgesteld
zien aan de volle kracht der toestroomende vochtige liichtlagen.
Dit geldt ZOO zeer voor alle zonen des eilands, dat de betrekkelijke
vochtigheid des dampkrings, welke te Batavia aan de noorderkust
is waargenomen, — zij bedraagt aldaar 84,28, gelijk wij
reeds vroeger op bladz. 219 hebben gezien, — niet van toepassing
is voor die deelen der zuider kust, welke onder denzelfden meridiaan
liggen, — dat is, voor de drooge Alang-velden, die aldaar
worden gevonden en waarop veel droogere luchtlagen rüsten.
Hoewel in het algemeen mag worden aangenomen, dat de vochtigheid
des dampkrings afneemt, naar mate zijne temperatuur
daalt, dat derhalve de droogte der lucht vermeerdert, naar gelang
men zieh in eene verticale rigting van de oppervlakte der
aarde verwijdert, dat wil zeggen, naar gelang men hooger boven
den Spiegel der zee opstijgt, — even als zulks liet geval is, naar
mate men de polen der aarde meer nadert, — zoo doet zieh
echter op Java deze grootere droogte der lucht in bare algemeene
beteekenis eerst duidelijk en onmiskenbaar bespeuren in de Vierde
zone boven de 7 à 8000 voet, terwijl in de tweede en derde
zone nog talrijke uitzonderingen, helzij van plaatselijken of tijdelljken
aard, worden waargenomen. Uithoofde hier slechts wordt
gehandeld van de betrekkelijke vochtigheid des dampkrings, dat
is, van de hoeveelheid waterdamp, welke de lucht i)ij een bepaalden
graad van temperatuur bezit, vergeleken met de hoeveelheid,
die zij bij eene gelijke temperatuur bei'atten kan, wanneer
zij er mede verzadigd is, en deze hoeveelheid, veel grooter is in
een dampkring, die een warmtegraad bezit van 22,0° R., dan bij
eene temperatuur van 15,0° R., (1) — is gene er mede verzadigd,
dan kan zij in 100 voluraina lucht 5,51 volumina waterdamp
bevatten, deze daarentegen slechts 2,50 vol., of, in deelen
gewigt uitgedrukt, dan kan gene in 1 kubiek meter lucht 56,59
(1) De eerstgenoemde temperatuur wordt gevonden aan de kust van Java, waar de
drukking der kicht 336,0 on de laatstgenoemde aan de bovensto grens dezer tweede zone,
waar de luchtdrukking 284,16 lijnen bedraagt.
>! I
.1