
• Jr (•
• • I
:! ' f :
I: i ' i f
I) ^
•ii-
. • ^ ••
. i'-i.i 5i
"t'
Herste zone. 264 Tweede gebied.
bladstelen,, .waai'van de een op den anderen groeit en in dier voege
laag op laag, ring op ring vormt. Zoo worden in vele streken
lioomvarens gezien, die gewoonlijk siechts eene hoogte bereiken
van 15 ä 20 voet, wier slanke .stammen zoohoogzijn opgegroeid,
dat zij in dit opzigt voor den slam van een Kokos-palm niet behoeven
te wijken. Ditzelfde wordt opgeraerkt bij vele palm-soorten
(zie lager Poön sadang in het zevende gebied).
De groote boeveelheid zand, die op vele plaatsen der znider
kust wordt aangetroffen, is aldaar beengevoerd en opgeboopt geworden
gedeeltelijk door de rivieren, die uit het binnenste van
het eiland derwaarts stroomen, voornamelijk wanneer eene zandernptie
uit een der vulkanen heeft plaats gehad, — gedeeltelijk,
j a , grootendeels, bestaat zij uit .zeezand; dit zeezand is gevormd
uit vergruisde zandsteeniagen van het neptunische gebergte, welke
door de branding der zee verbrijzeld, op het Strand geworpen
en dan vervolgens door den wind nog verder voortgestuwd zijn
geworden. (Ontbloote zandsteeniagen, die onder den Spiegel
der zee duiken , behooren aan de zuider kust van Java tot de meest
gewone verschijnselen.)
JPlaatseliJ/ie bescltotnving. Dergelijk geboomte, als ik
hier heb trachten af te schilderen, groeit op de duinen aan de
zuider kust van Java, aan wier voet de reusachtige schildpad
Chelonia imbricata Brogn. en vooral de Chelonia viridis Brogn, hunne
eijeren leggen. Zijn deze streken niet op te grooten afstand gelegen
van eene bewoonde plaats, dan zoeken de Javanen deze eijeren
op, waarvan er yerscheidene honderden in een nest worden
aangetroffen, dat is, in eene holte, die in het zand is gekrabd
en later weder met zand is bedekt; gedroogd zijnde, worden dergelijke
eijeren ver van daar naar het binnenland verzonden. In
vele streken moeten de schildpadden, nadat zij hun vochtig dement
hebben verlaten, eerst äOO, ja, 1000 voet ver over het
allengs hooger stijgende, gladde Strand heenkruipen, alvorens zij
den voet der duinen bereiken, waar zij een los, droog zand vinden,
een bodem, beler geschikt om zieh te ontdoen van hunnen
eijerenlast. Bij gelegenheid van dezen togt worden zij somtijds door
roofdieren aangevallen.
Eene dergelijke plaats, eene halve maanvormige bogt, besloten
Eeisle zone. 26ii Tweode gebied.
tusschen landtongen (Oedjoeng) wordt onder anderen gevonden aan
de Woeste zuider kust van Bantara, op een geringen afstand van
den geheel onhewoonden westelijken uithoek des eilands. De westelijke
landtong, aan welker binnenwaarts gekeerde zijde eene
beek, Kali-DJetan, in zee uitwatert, heet Tandjoeng-Pang orok, de
oostelijke wordt geheeten Tandjoeng-Sodong; de daar tusschen beslotene
ruimte heeft eene lengte van ongeveer 5 minuten. Toen ik
op den 14'^™ Mei, 1846, bij gelegenheid mijner reis naar de zuidwestelijke
kaap des eilands, uit het kustwoud van den Taiidjoeng-
Södong trad en over bet breede zandslrand naar de tegenover geslelde
landtong Pang orok (1) in eene westelijke rigting heenzag,
waande ik een slagveld vöör mij te zien. Honderde geraamten
van ontzaggelijk groote schildpadden, waarvan sommigen 5 voet
lang, 3 voet breed en hoog waren, werden allerwege op het
Strand verstrooid gevonden. Sommigen bestonden uit niets anders
meer dan uit gladde beenderen, die in de lucht waren gebleekt;
in anderen waren nog gedeelten der ingewanden aanwezig, die
echter reeds tot verrotting overgingen en een vuilen stank verspreidden,
ja, er werden er gevonden, die versch waren, nog
bloedden; allen lagen zij op den rüg gekeerd. Hoog in de lucht
vloog eene menigte roofvogels in kringen in het rond. Lange
Sporen liepen uit zee dwars over het Strand naar den voet der
duinen. Mijne Javasche begeleiders volgden deze sporen, die
zieh in eene lijnregte rigting uitstrekten en vonden eene ontelbare
menigte schildpadeijeren, door deze dieren in het zand bedolven.
Op deze plaats is het, dat de schildpadden op hunnen nachtelijken
togt van den zoom der zee tot aan de duinen en van
daar terug naar zee door wilde honden, Andjing adjag:
Canis rutilans Boie., worden aangevallen. Deze komen in troepen
van 20 ä öO stuks derwaarts, pakken de schildpadden aan
al die deelen, welke niet door het schild zijn bedekt, voornamelijk
in de pooten, den kop, in de achterste deelen, en
weten het door vereenigde krachtsinspanning zoo ver tebrengen.
jäi
^ JT* I .i
r tl
(1) Deze woorden beteekenen schildpadden — (Orok) oorlog (Pang),