
Mi
' 'I
l !
- !
« I i
TwocJo zone. 456 Tweüde gebicd.
belioorcncle tot de familie der Euphorbiaceae in grooLer aanlal,
digter nevens elkander groeijen daii met eenigc der andere soorten
liet geval is, ja, waar zij Ideine groepen vormen ; liet zijn G ë r imb i :
Hoinalanllies Lescbenaultiana A. Juss. en Poön m a r a bërëm:«.
Pacbystenion trilobum Bi., waarbij nog Tjalilt angin: Rolllera
opposilifolia 131., wordt aangetroifen ; al deze boomen bereiken zelden
eene groolere hoogte dan SO voet, geen enkele banner brengt
fraaije bloemen voort, maar zi] kenmerken zieh allen door de
groole beweeglijkbeid van bunnebreede en gedeeltelLjk scbiklvormige
bladeren, die bij den geringsten ademtogt des winds beginnen te sidderen.
Eene eenigzins grootere hoogte bereikt een anderen boom van deze
familie, namelijk, Tokbraï s. : Elateriospermum Tokbraißi. — Zoo
wel door hunne groote, fraaije bloeraen, hunne vrucbten, het hont, dat
zij opleveren, benevens nog andere opmerkenswaardige eigenschappen,
munten de navolgende soorten verre boven de vroeger genoemden
uit; zij komen in zulken getale in het woud voor, dat eene
kortstondige wandeling voldoende is om ze allen, den een na den
anderen , in oogenschouw te nemen ; menigwerf berkent men de
plaats, waar zij groeijen, reeds aan de afgevallene bloemen, die
den bodem van het woud in menigte bedekken. Tot deze soorten
behooren, Apocyneën, namelijk, Ki niinjak: Fagraea speciosa en
obovato-javana Bi., maar bovenal Ki terong: Fagraea lanceolata
Bi., welke in vele streken zoo talrijk voorkomt, dat zij een Fagraea
woud vormt, waarvan het loofdak — in de maanden Maart en
April — in zijne gansche uitgestrektheid met groote, gele bloemen
is overlogen,— (1) Ki loetoeng (of Ki boeloet bërit) : Kopsiaar-
(1) Dr. G. L . Blume , die het drie Vierde gedeelte der planten, waarvan beschrijvingen onder
zijnen naam in het licht zijn versehenen , in hunnen natuurlijken toestand niet heeft gezien ,
maar hen siechts kent uit exemplaren , die door anderen geplukt ot hem door inboorlingen
zijn verschaft geworden, zegt (in Bijdr. bladz. 1021 en Rumphia, II. bladz. 31) omtrent
Fagraea lanceolata : «frutex parasitious, Dores albi.»Nadat ik in mijne «Reisen durch Java,»
bladz. 436 de onjiiislheid hiervan had aangetoond, schrijft hij in zijn «Museum bot. u
bladz. 167: «Arborescens, vel subinde pseudoparasiticus, flores albidi, dein flavi.» - Wij
raden gemeiden schrijver aan op den ingeslagen weg voort te gaan, de vroeger door hem
begane feilen te verbeteren, maar zulks toch vooral op eene doortastende wijze le doen ,
zonder de woorden subinde of dein te bezigen. Gering toch is het getal boomen in deze
oorspronkelijke wenden, dat niet somlijds als pseudo-parasieten voorkomt, wanneer het
afvallende zaad op de met dikke mosbeddingen overtogene takken en stammen van andere
boomen is blijven liggen of door vogels derwaarts is gevoerd en aldaar wortel heeft geseboten.
Ook Fagraea obovato-javana is Velgens den heer Blume een parasiet, — in do
wouden cchter is het een hooge boom, met zuilvormigen stam.
Tweedß zone. 45: Twcüüe gebicd.
borea bi., een niet zeer booge, doch fraaije boom, welke tot dezelfde
familie behoorl, — Ki manglit: Michelia Doltsopa Buchanan
(Manglietia glauca aiior.), een hooge, statige boom, die zieh door
zijne schoone, geelkleurige en welriekende bloemen, door de
eigenaardige gedaante zijner vruchten op het eerste gezigt als
eene wäre Anonacea laat onderkennen ; in kleurenpracht van bloemen
wordt bij echter overtroifen door Ki saoen: Guatteria
lateriflora bi. , welke misschien met even veel regt tot de familie
der Dilleniaceae als tot de Anonaeeae mag worden gerekend.
Behooren de meeste andere Anonaeeae juss. (Ranunculaceae Magnoliaceae
Rchb.) in de eerste zone te huis — zie bladz. 348 —
ZOO wordt daarentegen Michelia Doltsopa bijna uitsluitend in de
gematigde Zone gevonden, alwaar zij, benevens de Guatteria,
ten sieraad der wouden slrekt en menigwerf haar loofgewelf aan
de steilste wouden der bergribben verheft. Deze boom wordt
voornamelijk gevonden aan den voet der vulkanische kegelbergen,
ter hoogte van 2 ä 3000 voet boven den Spiegel derzee, alwaar
hij echter geheel afzonderlijk opgroeit. Des te grooter daarentegen
in deze zone is het aanlal van eene andere boomsoort, welke
groote, witkleurige bloemen draagt en tot de familie der Ternslroemiaceae
beboort; zij groeit even talrijk op een vulkanischen
als op een neptunischen bodem en beboort tot de meest algemeen
verspreide soorten in de Soenda-landen, waar de wouden in
verscheidene 2 ä 3000 voet hooge streken, bij voorbeeld der
distrikten Djampang koelon, meerendeels uit deze boomsoort
bestaan, terw^l zij in andere streken, bij voorbeeld op den G.-
Pepandajan, ter hoogte van 6000 voet in het gebergte wordt
gevonden. Menigwerf slaat deze boom afzonderlijk tusschen andere
soorten, gewoonlijk echter wordt hij in grooter aanlal gevonden
dan de overigen, al is het dat hij niet eigenlijk gezegd mag
gezellig worden te groeijen, ten gevolge waarvan bij hier
meer, eiders minder wordt aangelroffen. Ik bedoel den meest algemeen
verspreiden boomPoespa s. : Gordonia Wallichii DG. (Scbima
Noronhae Reinw.); zonder dat men den blik opwaarts heft, laat
het zieh op den bodem vau het woud reeds bespeuren of deze
boom er in gevonden wordt, want allerwege, waar hij groeit, is
• ' i
-i