
I II
P c
"B 'îi
128
boven den Spiegel der zee en maakt hem tot den hoogsten berg
op gansch Java. Van den platten schedel van dezen top kan men
den blik neerslaan op de zuidoostelijke spits — en in de kralerkolk
zlen, welke deze doorboort, waaruit menigwerf, in ¿enoogwenk,
rookzuilen ter hoogte van ISOO voet al wentelend worden opgestuwd.
Een 6 ä 800 voet hoog tusschengebei-gte, dat wlj alhier
niet kunnen beschrijven , verbindt den Semeroe met den volgenden
berg, welke veel verder noordwaarts oprijst.
De Goenoeng-Tengger bereikt niet eene gelijke hoogte, maar
heeft een veel grooteren omvang dan de vorige vulkaan; bvj bezil
den grootsten krater van alle Javasche vuurbergen, welks ringmuur
1000 ä 1200, ja, op sommige punten 1700 voet hoog is.
Zijn bodem vormt eene kleine Afrikaansche woestijn , eene zandzee,
Dasar geheeten, waarin een aantal mede uit zand opgeworpene
iiitbarstings-kegels oprijzen. De eenige thans nog werkzame
kegel is de Goenoeng-Bromo, wiens donder zieh menigwerf
heinde en verre in het rond doet hooren.
De Goenoeng-Lamongan vereenigt zieh met den vorigen door
raiddel van een tusschenzadel, welke ter naauwernood eene hoogte
van 800 voet bereikt en kenmerkt zieh door een groot aantal
ketelvormige, met water gevulde uitholingen des bodems, —
meren, — welke zijnen voet omringen en waartoe onder anderen
de Ranoe-Glagah behoort, die op de kaart is afgebeeld. Dezeherg,
de laagste en jongst gevormde van alle vnlkanen van dit eiland,
is bijna voortdnrend werkzaam en vindt hier eene gepaste plaats
om de grootte van zijn zuidwestelijken nabuur,den hoogstenherg
des eilands, van den Semeroe, des te meer te doen uitkomen.
Uitgestrekte grasvlakten door duizenden van herten bewoond — de
hoogst gelegene en uitgebreidste plateaux van het eiland — zijn
het kenmerk van den schedel des G.-Ajang. Zijn westelijke top ,
G.-Argopoero geheeten, is door een krater doorboord, waar
nevens ter hoogte van 9200 voet, de hoogst gelegene tempelruine
van het gansche eiland wordt gevonden. Doordien niet slechts de
voet dezer bergen , — Lamongan en Ajang, — naar het westen,
maar insgelijks die der vroeger genoemde vulkanen, — Tengger
en Semeroe, — naar het oosten afdaalt, en tevens het gansche
land van den verbindingszadel tusschen den Tënggër en Lamongan
in de rigting van het zuidoosten helt, ontstaat de vlak-trogvormige
dalbodem van Lëmadjang, welke door een gebaanden weg tot
aan Poeger aan de zuider kust wordt doorsneden. Van Poeger rijst
de weg wederom opwaarts, en voert hij den reiziger over den verbindingszadel
tnsschen den Ajang en den Raon naar Bondowoso,
hetwelk aan zijne tegenovergestelde zijde is gelegen. Op dezen
breeden, vlakken bergzadel, welke niet hooger rijst dan die tusschen
den Tënggër en den Lamongan, volgt delaatste, oostelijkste
vulkaangroep van het eiland, waar onder twee bergtoppen worden
gevonden, die nog op den huldigen dag werkzame kratersbezitten.
De naastbij gelegene is de G.-Raon, welke door een grooten,
1800 voet diepen krater is doorboord. Deze is de westelijkste,
gelijk de Idjèn de oostelijkste is der groep van bergspitsen en
bergruggen, waardoor het centrale hoogland Ongop ongop is oraringd.
De Idjèn is, even als de Këloet, berucht door zijne uitbarstingen,
hij welke gelegenheden bij het omliggende land met
zuurachtig water heeft overstroomd, want ook in zijnen krater
ligt een meer, welks uitwateringskanaal, Banjoe-Paït, zijn loop
door Ongop ongop naar de noorder kust voorzet.
Noordwaarts en op een aanmerkelijken afstand der genoemde
Vulkanen verheffen zieh, digtbij de noorder kust van het oostelijke
gedeelte van Java, nog twee kleine, uitgebluschte, verbrijzelde
vuurbergen, de G.-Boeloeran, — deze vormt de noordoostelijkste uithoek
van het eiland, — benevens de G.-Ringgit, welke achter den
Ajang, ten noorden van Bondowoso oprijst. Thans is hij geheel en
al uitgehluscht, vormt hij slechts den puinhoop van een ingestorten
vulkaan, welks hoogste spitsen ter naauwernood boven de zone
van 2000 voet uitsteken. In 1586 echter kwamen 10000 menschen
door zijne woedende uitbarstingen om het leven, en 1596 aanschouwde
Cornelis Houtman nog de vreesselijke rookzuilen, die
uit zijn krater opstegen !
•
III.
Deze hoogte-kaart stelt voor het profiel e^jier doorsnede, welke
hr. .,Ji