
4-i iiiii
Vierde zone. 612
woiul is behangen, cen indruk, die eenigzins overeenkomt met
dien, welken de Europeer gewaar wordt Inj het zien van sneeuw,
gevallen op 't gehoomte, dat nog niet ontbladerd is. Nuhurken zij
steeds digter bijeen rondom de vuren door hen aangelegd en werpen
het eene Antennaria-boomtje na het andere in de hoog opsUjgende
vlamnien. In de wouden der lagere streken is het menigwerf
moeijelljk vuur te onlsteken en te onderhouden, dewijl aldaar geen
dor hout wordt gevonden en het groenehout niet wil branden. Maar
hier op den bergtop vatlen ook de groene twijgen der meeste boomen
en struiken weldra vuur, vooral van dezulken, die, even als de
Antennaria-boomen, eene groote hoeveelheid hars of vluchtige olien
bevatten, en binnen weinige oogenblikken vonkelen de luid knetterende
vlammen opwaarts. •
Op de hagelbui, die spoedig is voorbij getrokken, is weder heldere
zonneschijn gevolgd, die ons uitlokt tot het beklimmen van
den rand des kraters , welke den hoogsten top des bergs doorboort.
Wij verlaten ons bivouak derhalve nog eens en volgen een rhinocerospad,
dat door het woud tegen den bergtop oploopt, die voortdurend
steiler wordt. Nadat wij gedurende een half uur hebben
voortgeklauterd, bereiken wij den rand des kraters.
De kleine graspiek, benevens onze hut ontwaren wij nu eenige
honderd voet beneden ons op een voorsprong des kegelbergs, van waar
zij ons, door bare heldere kleur , duidelijk in het oog valt tusschen het
donkergroene woud , dat haar omringt. Het woudgeboomte sluit haar
ZOO n a auw, met zulke scherp geteekende grenzen aan alle zijden in, dat
men het opene plekje onmogelijk kan ontdekken, ten zij men zieh op
een veel hooger rijzenden bergtop bevindt. Antennaria-struiken,
die in gedaante overeenkomen met jonge Buxus-boomen, groeijen
hier en daar op den grasbodem en geven een bleek koloriet aan
zijn groen, dat op andere plaatsen donker bestippeld is met nog
jeugdige, maar verzadigd-groene Agapetes-boomljes, welke hier
slechts afzonderlijk, eiders tot kleine groepen vereenigd zijn opgewassen.
Het woud bestaat hoofdzakelijk uit zulke booratjes (Agapetes
vulgaris), benevens uit Leptospermum floribundum en Albizzia
montana, en strekt zieh van daar uit tot aan den hoogsten kraterrand
, waar wij ons bevinden. De boomen zijn hier, wel is
m
Vierde zone. 613 Eenig gebied.
waar, nog kleiner, lager, nog digter met baardmos behangen dan
vroeger; hunne gevlekte, wit en groen bestippelde loofschermen
zijn echter nog even ri jk met bloemen gesierd, even digt met bladeren
begroeid als in de lager gelegene streken het geval was ; zij leveren
den botanicus een des te aangenamer schouwspel, dewijl hij
ze, uithoofde hunner kleinheid, gemakkelijk en in hun geheel kan
overzien. De ronde kroonen der Antennaria javanica doen zieh allerwege
als sneeuwballen (Vihurnum opulus)tusschen dit geboomte aan
het oog voor. Over deze heerlijkeboschjes dalen onze blikken längs de
hellingen des kegelbergs neder in het onmetelijke verschiet, zij
weiden over het vruchtbare, door duizende van gelukkige menschen
bewoonde laagland tot den zoom der zee.
Treden wij een paar schreden verder, meer naar de binnenwaarts
gekeerde zij de des bergs, daar houden woud en bodem beide
plotseling op, de grond verdwijnt eensklaps voor onzen voet en
schijnt te verzinken in een bodemloozen afgrond, aan welks tegenovergestelde
zijde wij niets dan starre, naakterotsmuren ontwaren.
Wij bevinden ons op den rand der kraterkolk. Oni er een blik
in te kunnen werpen zijn wij verpligt ons vast te houden aan de
lakken van het omringende geboomte, of, op den grond liggende,
het bovenlijf voorover te buigen. De onpeilbaar diepe bodem des kraters
verliest zieh in een nevelig duister en schemert slechts onduidelijk
in het oog door de dampwolken, die zieh op den afgrond zonder gedruisch
ontwikkelen. Alles is Stil en verlaten. Akelig wordt de echo van
de wanden teruggekaatst, wanneer men een steen in den afgrond werpt
of wanneer zieh somtijds het gekrijsch laat hören van een valk : Palco
severus shaw, ; in eene dwarse rigting zweeft hij door de wijde ruimte,
gevolgd door zijne donker gekleurde schaduw, die zieh in den doorzigtigen
, zuiveren dampkring scherp afteekent op de naakte wanden.
Wapent men het oog met den kijker, dan ziet men op sommige
plaatsen in den verbazend wijden krater zwermen kleine zwaluwen:
Hirundo sp. ign. ginds en derwaarts vliegen; zij zijn grooter dan
H. esculenta en nestelen in de spielen van den muur. (Zie Noot
14.) Geen ander levend wezen kan ons oog ontdekken, nergens
kan ons oor eenig ander geluid vernemen.
Wij bevinden ons aan de grens van het plantenrijk op Java.
Hier op deze hoogte is er niets raeer dal ons herinnert aan het
Ii*
i BT" : f
#
mi