
T
i
íí
• Il
Ir
Î -l i ,
i
1
« '.-M »
1, V
I i 1
1
1 ¡ '
Í
Î i
î
•f I
Ah ^^ .1
¿08
klovcii hei door regen en nederplofliiig van wölken gevormdc
water in eene aanmerkelijke hoeveelheid is zaämgevloeid, zoo
zijn daarenlegen de kloven op den G.-Soeoibing — behalve korl
na liet nederstorlen van regenviagen — boven de zone van oi ä
4000 voet geheel droog en eersl beneden deze grens worden op
den bodem der kloven kleine beken aangelroffen of plaatsen gevonden,
waar bet zaämgeloopene water bronnen doet entspringen.
Rijst is op Java hei hoofdzakelijke voedingsmiddel der bewoners. Zij
wordt voornamelijk geleeld op onder water gezetle velden, Sawali's
gebeelen, wier vruchtbaarheid geheel en al afhangt van het zekere
en voortdurend bevochtigen er van. Het daartoe gebezigde water
wordt derwaarts geleid in kanalen , — Selokan's, — waardoor
het van hooger gelegene punten der bergafwaarts vlietende beken
naar de Sawah's heenstroomt. In de uitgestrekte kiütuurvlakten der
heete zone kau de rijst niet op eene andere wijze worden geteeld
dan in kunstmatig onder water gezette velden, waardoor tevens
olke andere door kunst aangebragte bemesting overbodig wordt.
lUjkdom aan water der beken, wier oorsprong in het gebergte
ligt, is derhalve een eerste vereischte tot vruchtbaarmaking des
boderas, tot bevordering van het gelnk en de welvaart van de bewoners
des lands. Vele duizende guldens worden jaarlijks door
de Indische regering besteed toi het aanleggen van dämmen, tot bei
in stand hoiulen van Selokan's. Zoo wel ten gevolge der bijzondere
gedaanle als der planlaardige bekleeding des lands, en een meer
algemeenen invloed uiloefenende meteorologische oorzaken; is
Oost-Java, te rekenen van Soerakerta, raaar vooral van Kediri,
veel drooger dan het weslelijker liggende Hoog-Java. De onverschillige,
kortzigtige Javaan is steeds en in alle deelen van het
eiland geneigd de oorspronkelijke wouden, die aan de berghellingen
opwassen, door de bijl en het vimr te vernielen, waardoor
een steeds grooter werdend gedeelte des eilands met Alang alanggras
wordt bedekt.
Naar mijn oordeel, zou het derhalve zeer doelmatig zijn, indien
het uitroeijen van wouden boven de zone van Ä ÖOOO voet, —
op tvelke hoogte toch geene kuUuurgewassen worden aangeboimd,—
lämm
¿09
vooral in Oost-Java werd verboden, welke maalregel in lalerejaren
nag weldadige gevolgen zou uitoefenen.
Toen LESCIIENAULT DE LA TOUR ten jare 1 8 0 5 van Panaroekan
naar Soember waroe reisde, (1) lag de noordelijke viakle in dit
oostelijke gedeelte des eilands, van den voet der bergen tot aan
het Strand der zee, bedolven onder de schaduwen van het onafgebrokene
bladerendak van een woud, waardoor hij zijn logt over
een smal voelpad voortzelle. Ter naauwernood werd daarin eene
menschelijke woning, een klein gebucht aangelroffen. Thans echter,
na een verloop van 39 jaren (in 1 8 4 4 ) , is bijna de gansche vlakte
met Sawah's bedekt, groepen van ooftboomen en Kokos-palmen verheffen
zieh boven den glinsterenden waterspiegel en beschadiiwen
de honderden van hutten en dorpen, die er in verstrooid liggen.
Tijdens ik in October, 1839, voor de eerste maal het plaleau
van Pengalengan betrad, dat zuidwaarts van Bandong ter hoogte
van 4 á 4i duizend voet ligt, verhief zieh boven mij het gewelf
van een onafgebroken woud en nergens drong eene enkele
zonnestraal door tot op den donker beschaduwden bodem. Eenige
jaren later, en loen ik in 1847 de hoogvlakte het laatst bezocht, was
een gedeelte van dat wijd uitgestrekte woud ten minsle ter lengte
en ter breedte van 3 palen geveld; die Streek had een gansch
ander uiterlijk gekregen dan vroeger. In plaals van de sombere schaduwen
der wouden van voorbeen, ontwaarde men er lagchenden
zonneschijn op de opene viakle, 15 millioen koffijstruiken en
750000 Dadap-boomen hadden de plaals ingenomen der voormalige
reusachtige woudburgers, en twee kleine planljes, waarvan
vroeger in de schaduwen van het woud geen spoor te vinden
was, hadden zieh als onkruid onlwikkeld op den hurausrijken
bodem, als liet wäre van den oogenblik dat de bodem
regtstreeks door het zonnelicht werd getroffen, helwelk desüjds
waarschljnlijk sedert vele eeuwen voor de eerste maal er
op nederschool. Het waren Ageratum conyzoides L. en Bidens
leucanlha Willd. — Zij vermenigvuldigden zieh zoo vcrbazend
(1) Zie Amiales du Muséum d'histoire naturelle, t. XVIII. p. 425, etc.