
Íí
AaiihuiJgsel. 6Ö0 Notas.
der zee, die den liodem der grot, zelfs gedurende het eb gelijde , in
zijne geheele uitgestrektheid bedekt, Lerwijl de opening der grot tijdens
de vloed door elke aanrollende baar geheel en al digt gesiagen
•vvordt. Alleen gedurende de eb, wanneer de zee zeer stil is en op een
laag niveau Staat, kan het inwendige van het hol worden bezocht. Zelfs
dan zou dit onmogelijk zijn, wäre de rotsniassa, waaruit het dak of
geweif der grot bestaat, niet allerwege met groeven doorboord, als
het wäre afgeknaagd. Maar in deze groeven, gaten, aan de uitstekende
toppen der rots houdt zieh de moedigste en sterkste der
plukkers, die het waagstuk, onafscheidbaar aan het bezoeken dezer
grot verbonden, het eerst dürft te ondernemen, met de banden
vast en bevestigt tevens Rotan-strengen om dergelijke rotsspitsen,
die dan 4 ä 8 voet lang yan het geweif der grot afwaarts hangen.
Aan het benedeneinde er van worden lange Rotanranken vastgeknoopt,
die in eene meer horizontale rigling onder het dak heenloopen,
ZOO dat als het wäre eene hangende brug wordt gevormd,
die zieh Over de geheele lengte der grot uitstrekt, al rijzende en
dalende, naar mate het dak zieh hier hooger eiders lager verheft.
De grot is 100 voet breed en, te rekenen van bare opening ten
zuiden tot aan baren versten achtergrond ten noorden, 150 voet
lang. Het dak der grot, dat aan de opening slechts 10 voet hoog
is, rijst verder binnenwaarts tot eene grootere hoogte en verheft
zieh eindelijk, in de nabijheid van den achtergrond, 20 ä 25 voet
boven den spiegel der zee, die den ganschen bodem der grot bedekt.
— De Goea-Dahar heeft eene lengte van 500 voet, bare
inwendige breedte bedraagt 50 en bare hoogte, op die plaatsen
waar zij het hoogst rijst, 60 voet. De opening is snial en verheft
zieh slechts ter hoogte van 12 voet boven den spiegel der zee, die
evenzeer den bodem dezer grot, als van het vroeger genoerade hol
(6ua-) Ged6 bedekt; hiervan raoet echter de verst verwijderde
achtergrond worden uitgezonderd, die zieh, ter lengte van ongeveer
12 voet, als een drooge zandbodem boven het watervlak verheft.
Even ZOO als de vorige, wordt insgelijks deze grot bezocht op zwevende
Rotanbruggen, die van het dak afhangen en waarlangs de
plukkers onder dit geweif heenklouteren.
Alvorens, ten behoeve van het plukken der vogelnesten , de
laddcrs worden uitgehangen door de opzigters der grot, en vöör
'S
AanhaiigseK 651 Nota's.
dat de plukkers neérdalen tot het ijzingwekkende gebied der schuimende
zee, wordt eerst een plegtig gebed ten hemel gezonden en
de zegen afgesmeekt van de Godin of Koningin der zuiderkust, die
hier evenzeer als te Rongkop eene hooge vereering geniet; (zie
vroeger, bladz. 274.) Zij voert hier den naam van Njai ofRatoe-
Segoro kidoel, insgelijks Ratoe-Loro djoenggrang (1) geheeten , en
bezit hier, even zoo als dit te Rongkop het geval was, een fraai
huis van Bamboes gebouwd — een tempel — die zieh bevindt in
het dorp Karang bòlong en benevens het huisraad en de kleederen
die hij bevat, zorgvuldig wordt onderhouden en gereinigd. Menigwerf
wordt door de plukkers insgelijks eene vromeofferandegebragt
aan het grafteeken (Keboeran) Serot, ter plaatse waar, volgens
het verhaal, de eerste ontdekker der vogelnestholen dezer landstreek
begraven ligt. — In de ruine van een tempel, gelegen in
de nabijheid van Prambanan (residentie Soerakerta), wordt een
zes voet hoog, uit steen gehouwen vrouwelijk standbeeld gevonden,
waaraan de bewoners der omliggende landstreek nog dagelijks
wierook en bloeinen offeren. Dit beeld — door hun insgelijks
Loro djoenggrang geheeten — is eene der schoonste vrouwelijke
Statuen, die uit den tijd van een voormaligen en hoogeren trap
van beschaving op Java bewaard zijn gebleven. Hare voeten staan
op den overwonnen stier (Mahesa), waarvan zij in de regterhand
den staart houdt. Met de linkerhand heeft zij het lange hoofdhaar
van eene kleine, afgrijzelijke gedaante (den boozen geest Asoera)
gevat. In de banden van bare overige zes armen bevinden zieh,
aan de regterzijde het zwaard , de pijl, de werpschijf (Tjakra) en,
aan de linkerzijde de boog, het kleine ronde schild (Dhat),
benevens een met twee vleugels voorzien voorwerp, dat gewoonlijk
als eene zeesche]p.(Tjangka) wordt beschouwd, maar dat misschien
met meer grond van waarschijnlijkheid voor het zinnebeeld der
vrouwelijke teelkracht (Uterus) mag worden gehouden. Hare leuden
zijn sierlijk omwonden met eene lange sjerp (Kasiha), hals
1 i
(1) De beteekenis dezer javasche woordeo is de volgende. Njaï : titel -van eene voornatnevroinv,
zoo als «Mevrouw« ; Ratoe : Koningin; Segoro : zee ; Kidoel : zuiden ; Loro :
maagd; Djoenggrang is een eigeiinaam,