
Eorstc zone. 304 Zevende gebiotl.
inet moJder zijn bedekt, strekken den reiziger tot een duidelijk
bewijs, dat de tlians droog staande beek, nagevallen regen, menigwerf
tot een hoogen vloed — Bandjèr — aanwast. Een dergelijken ,
•vvilgenboomachtigen habitus, als deze struik vertoont, heeft insgelijks
Ficus Loa s., die aan den oever van zulke beken groeit.—In sommige
streken grenst het Alang-veld aan een steilen wand, van waar watervallen
nederv^aarts störten; alsdan zijn de genoemde struiken in
een eeuwigdurend waterstof gehuld en bijna alle bladeren der
Tjoerai en Loa zijn zwart gekleurd door de zwammen (Hyphomyceten),
die zieh daarop hebben ontwikkeld.
D i e r e n , weltee alliier voorhomen. Worden afzonderlljk
staande struilwildernissen, fruticeta, hetzij in de bebouwde streken
of aan de grenzen van oorspronkelijke wouden, in alle deelendes
eilands aangetroffen, zoo behooren daarentegen de eilandvorinige
woudgroepen, die hier en daar in de wildernissen tusschen het hooge
Alang-gras verstrooid voorkomen, meer bijzonder tot de zuidelijke
streken der Preanger-Regentschappen en zijn deze het raeest ontwikkeld
in de distrikten Djampang koelon, Tjidamar en Soekapoera;
dit is, namelijk, het geval, in die gedeelten der genoemde streken,
welke aan de zuider kust grenzen, vlak zijn of slechts eene geringe
glooijing hebben en gewoonlijk uit lagen bestaan van een kalkachtigen
zandsteen, die in 50 à 209 voet hooge platten, banken,
boven den Spiegel der zee rijzen. Hier is het geliefkoosde cord,
waar de Javasche Regenten ter jagt gaan, hier is het waar zij gewoon
zijn hunne drijfjagten te houden, want, rHoge het in kleine
driften zijn, groot toch is het aantal van Javasche herten, Mènd
j a n g a n : Cervus russa s. Mali., dat hier wordt aangetroffen; het
vleesch dezer dieren, dat in dünne schij ven gesneden, met zout ingewreven
en in de zon gedroogd wordt (Dengdeng), is de raeest geliefkoosde
toespijs tot den rijstschotel der Javasche hoofden. Hier houdt
zieh het wilde zwijn, Babi oetan, j. T j è l eng : Sus verrucosus
Kühl et V. H . , in menigte op, en doorwoelt het den bodem, ten einde
Alang- en Glagah-wortelen: Saccharum Koenigii (1) en spontaneum, op
te Spören, welke planten bare geslachts-verwantschap met het suiker-
(1) Syn: Imperala Koenigii Palis, de Beaiiv. .
Herste zone. 501Í Zevende gcbiod.
riet (Saccharum officinarum) niet vcrloochenen eu een overvloed
van zoet sap in hare wortelen en jonge spruiten bevatten. Wel komt
ook hier Sus vittatus Kuhi et v. h. voor, raaar dit is veelvuldiger
het geval in de volgende zone. Uithoofde de Mohamedaansche bevolking
van Java het vleesch der zwijnen niet nuttigt, ja, zelfs zorgvuklig
elke gelegenheid vermijdt om met het «onreine dier» in aanraking
te komen, zijn zij ten gevolge hiervan zoo weinig schuw, dat
zij zieh ter naauwernood de moeite geven om uit te wijken,wanneer
zij een reiziger ontmoeten, die zijn weg door het Alangalang
veld voortzet. De tijger echter acht hen waardig om er zijn
maallijd mede te doen, waardoor de vermeerdering van hun aantal
binnen zekere grenzen beperkt blijft, hoewel ook deze, naar mij door
de inboorlingen werd verzekerd, de voorkeur geeft aan herten vleesch.
Daaraan moet de vermeerdering van het aantal wilde zwijnen
worden toegeschreven in verscheidene, gedeeltelijk bebouwde
streken, die de tijger heeft vertaten of waarin hij althans zelden
wordt aangetroffen. Om de premie van f8,00 te verdienen , door
de Regering voor elken dooden tijger uitgeloofd, wordt er sterk jagt
op gemaakt; gewoonlijk wordt hij gevangen inhouten vallen en vervolgens
metlansen dood gestoken. Maar ten gevolge hiervanneemt het
aantal wilde zwijnen somtijds zoo zeer toe, dat zij door het vernielen
van aanplantigen, vooral van suikerriet en Padi, meer schade
aan de bewoners toebrengen dan de tijgers vroeger aanriglen (1).
(1) Het volgeude berigt, ontleend aan de Javasche Courant, d. d. 8 Juni j ,18ö2. zalden
lezer doen zien, hoe verbazend groot het aantal wilde zwijnen is, dat zieh in dergelijke
graswildernissen ophoudt, van waar zij de nabij gelegene, bebouwde velden bezoelien :
«In de residentie Djapara eu bijzonder in het regentschap Pati, zijn m den laatsten tijd,
de wilde varkens op eene schromelijke wijze vermenigvuldigd, dermale dat de resident
het noodig heeft geaeht maatregelen te nemen oai die voor landbouw en cultuur zoo
schadelijke vermenigvuldiging, krachtdadig te keer te gaan. Met dit voornemen heeft de
resident in de maanden Maart en April stelselmatige drijfjagten aangerigt, in gelijker
voege als hij die in vroegere jaren zelf bijgewoond heeft op de landen van den Pangeran-
Man"koe negoro in Soerakerta. De uitslag dezer par force jagten is voortreffelijk geweest,
vernüts er in het gemelde tijdvak niet minder dan 5395 wilde varkens zijn gedood.De resident
is voornemens na den afloop van den suikerrietoogst, op nieuw eemge drijfjagten
te doen aanrigten , ten einde de suikerrietvelden zoo veel mogelijk, voor gebeurlijke aanrandingen
der wilde zwijnen te beveiligen.» ^
Het regentschap Pati,'dat hoogstens 2 geographische mijlen lang en breed is , bes.aat de
vlakte gelegen tusschen den zuidoostelijken voet van den G.-Moerio en de kalkber
gen vanGrobogan. In het middengedeelte der vlakte vindt men , atwisselend met de droogo
graswildernis, een moerassigen Rawa-bodem.
2 0
Í '..
Í .
„X ; « i