
f
T
Tweedo zoiio. 424 Eßi'ste goijied.
i
i f.l
- 4.1 Äf'*i»
.ZI.
wij liier in oogciischoiiw nemen. Oiuler de boompjcs en slruiken
zijn hot Ambérang badale (mera of soegang) s.: Ficus l'ulva
Roinw. , Ambe r a n g bodas s. : Ficus elegans Hassk. , Melastoma
erectum jack., Melastoma asperum Bi. en Bauhinia hirsula Khs.,
waar lusscheu op menige plaatsen Glemalis coriacea Khs. zieh
mei Imre lange stengels door heen slingert; onder de struikaehlige
planten vinden wij hier Koening of Onj é gedé : Curcuma
longa L., -vvler wortelen het geel (Koening) tot het Ideuren der
Kéri opleveren, benevens Onjé paré: Curcuma Zerumbet Rmb.
Gelijk de beide Melastomen, die zieh hier aan het oog voordoen
als Melastoma polyanthum (zie bladz. 319) in lager gelegene oorden
de boschjes sieren met hunne schoone, roozenroode bloemen,
zoo tooit Curcuma longa met hare groene, en Curcuma Zurumbet
met hare prächtige, purperroode bloemaren, den grasbodem,
waarop zij, wel is waar, op eenigen afstand van elkander,
maar ten getale van vele duizenden worden aangetroffen,
terwijl onder de boomen Ficus fulva en verwante soortcn door
de witle kleur hunner. groote, diep gelobde bladeren de
bliklcen des reizigers tot zieh trekken. De bladeren van dezen
boom, die met zachte, wollige haren zijn bedekt en van onderen
eene witte kleur hebben, benevens die van Ficus nivea en
alba Bi,, zijn eene lekkernij voor de paarden, maar bovenal voor
de rhiiiocerossen, die ze begeerig opzoeken. Verwonderenswaardig
is het onderscheid, hetwelk men waarneemt in den enkelvoudigen of
nieer of minder gelobden vorm der bladeren, naar gelang van hunnen
verschillenden ouderdom; zijn zij nog jong, dan hebben zij gave
randen en eene eivormige gedaante, doch verkrijgen steeds diepere
insnijdingen, worden veelvuldiger gelobd , gelijk de bladeren van
een wijngaard, naar mate zij in ouderdom loenemen, terwijl het
eene uiterste in het andere overgaat door een lalloos tal van tusschenvormen;
deze groote verscheidenheid van bladeren neemt de
kruidkundige waar aan één en denzelfden boom, die ter naauwernood
eene hoogte bereikt van 30 voet. In vele oorden van 1000 tot
5000 voet wordt hij zoo talrijk aangetroifen, dat gansche boschjes
uitsluitend uit deze boomsoort bestaan.
Meer eigenaardig dan de zoo even opgeuoemde boomen bchoort
!
. a f e i a s mm
Twecde zono. 42l> Jiorsto goljied.
tot dit gebied eene soort van boomvaren, die er een hijzonder
karakter aan geeft, en welke bij voorkeur mag gezegd worden
le behooren tot den zoom der wouden, dewijl hij aan de benedengrens
er van, in de Streek der koffijtuinen en Pasanggrahan's
veel voorkomt en daarentegen zelden in het binnenste der
wouden groeit. Het is Alsophila coutaminans Waii. (Chnoophora
glauca aiior.), bij de Soendanezen hekend onder den naam
van Bakoe tiang, die het schoonste sieraad dezer streken uitmaakt
en welks stanimetjes bij honderden tusschen het gras
en struikgewas worden aangetroffen. Het is voornamelijkaan de
hellingen der beekkloven, dat zij groeijen en daarin menigwerf
ver beneden de grens dezer zone, ja, reeds op eene hoogte
van 15 à 1200 voet worden gevonden; het lalrijkst echter en
het weelderigst Schieten zij op in de zone van 2|- à o^ duizend
voet, en in deze zone worden zij over het gansche eiland in grooten
getale aangetroffen. De palmachtige, met de lidteekenen der afgevallene
bladstelen bedekte stammen van Bakoe tiang verheffen zieh
ter hoogte van 10 à 15 voet; hun waaijervormig loof, dat met een
fiju gevind gebladerte gesierd is, groeit kransvormig opwaarts,
doch ontspruit op verschiffende hoogte boven elkander aan de
spits van den stam, waarmede het, bij het jeugdige geboomte,
een hoek van 60 en bij de oude boomen een boek van 45 à 50°
maakt, alvorens zieh hoogvormig uit te breiden. De loofstelea,
vooral de jongeren, hebben eene hoogst eigenaardige, gol vende gedaante
, en hieraan laten zij zieh met een oogopslag onderscheiden
van de andere soorten van boomvarens, welke wij later zuffen
optellen. De rigting waarin hunne bladeren (frondes) groeijen, de
wijze waarop hunne stelen zijn gebogen, die, even als de Lladstelen,
met scherpe doornen zijn begroeid, hunne roodachtig
bruine kleur en de witachtige rijp, waarmede zij zijn bedekt,
wijders de witachtige, heldergroene kleur der bladeren aan
hunnen onderkant, deze zijn alien zoo vele kenmerken, waaraan
Alsophila contaminans zieh zeer gemakkelijk laat onderscheiden
van de andere boomvarens, die op Java len minste ten
gelale van 7 worden gevonden. Alien kenmerken zieh door hun
schermvormig uitgehreid loof, door de hijzondere rigting, waarin
II