
4
4 5
«
i
V!
f .
.V
lì
• ì
Vi;
ri
Tvveoclo zone. 410 Kultuur.
verwoeslingen door de bijl hebben geleden en nog dagelijks
ondergaan, ten einde door koilìjstruiken te worden vervangeii.
Vele millioenen boomen werden allengs geveld en bet is niet aan
den minslen twijfel onderbevig, dal de wenden in deze tweede
zone op Java sleeds meer en meer worden gedund, in aantal
afnemen, ja, dat eenige der minder algemeen verbreide boomsoorten
zoo niel geheel en al verdwijnen, eindelijk echter slecbts zelden
meer zullen gevonden worden. — Menigwerf wordt bij bel vellen
van wonden een gedeelte der woudboomen gespaard, ten einde
lommer le verspreiden over de koffijstruiken, die vervolgens op regelmatige
afstanden woi-den aangeplant tusscben de booge, zuilvormig
oprijzende en de gevelde, op deji bodem liggende stammen, die
spoedig vermolmen; deze zoogenaamde èo^cMo//?/schenkt den botanicus
eene uitmuntende gelegenbeid om de verscbillende soorten der
hooge woudboomen en hunnen habitus le leeren kennen, want men
kan op den zuiver gehouden bodem tusscben hunne stammen, die
op een afsland van 50 à 100 voet van elkander slaan, gemakkelijk
rondwandelen. Gewoonlijk echter wordt het gansche woud geveld
en vervolgens, te gelLjk met de koffijstruiken. Ideine, doch snel
opgroeijende boomen aangeplant in rijen, die elkander kruisen,en
op een afstand van 10 à 12 voet van elkander slaan — de beide
rijen van verscbillende boomsoorten staan derbalve slecbts op de
helft van dien afstand van elkander, — welk geboomte uilsluitend
is bestemd om schaduw le verspreiden over de koiEjstruiken,
waarvan bij gevolg ieder afzonderlLjke strnik in bet midden van
vier schaduwboomen staat. Hiertoe bedient men zieh veelal van
B i n t i n o e : Visenia indica Houtt. (syn. V. umbellata Spr, en Riedleia
odorata DC ), die sneller groeit dan eenige andere schaduwboom;
somtijds bezigt men daartoe Bebèsaran gedé : Morus
indica l., die bovendien ter zijde van wegen en in afzonderlLjke
kweekerijen wordt gevonden, in die streken alwaar bunnebladeren
worden gehezigd tot bet voeden van zijdewormen (zie Noot 8);
meer dan alle andere soorten echter wordt tot dat einde gebruikt
de Dadap-boom: Erythrina indica l, en Dadap doeri; E. secundiilora
Brot., benevens verscbillende andere soorten van dit ge-
Tweedo zone.
slacht. Dergelijke koffijluinen worden Dadap-kofflj geheeten, ter onderscheiding
van de boscbkoffij en van den Pager-koffij, dat is, haagkoifij,
welke binnen de omheining der dorpen wordt geplant. Ter verduidelijking
van de verhouding, waarin de verschillende soorten van
koffijaanplantingen tot elkander staan, möge hei volgende dienen.
Bandong, bei hoogst gelegene van de Preanger-Regentschappen,
leide, in 1842, in 17 distrikten 198000 bewoners, verdeeld in
38861 familien en 811 dorpen; er werden verder 11985paarden,
48853 buiTels, 2404 koeijen, 453 Schapen en 2110 geilen gevonden.
Er waren 16178 bouw grond (een bouwheefl 500 • roeden)
mel koffij beplant; bierop groeiden 15 millioen 316 duizend koiEjboomen,
waarvan de eene helft Dadap- en de andere helft boscbkoffij
was; bierbij bebooren nog le worden gevoegd 15 millioen
110 duizend Pager-koffijboomen, zoodat het gezamenlijke aantal
bedraagl 50 millioen 426 duizend koffijstruiken, waaronder 9
millioen 890 duizend jonge boomen, die nog geene vruchten opleverden,
en 20 millioen 536 duizend vruchldragende boomen werden
geteld. In gemeld jaar leverden zij le zamen op 130 duizend 49
Pikol koffljboonen, hetgeeff gemiddeld genomen een Pikol geeft op
176 koffijboomen. Elk huisgezin moest 1041 boomen onderhouden
en leverde gemiddeld Pikol (ieder Pikol weegl 125 pond) per
j a a r , waarvoor bij het afleveren in bet pakhuis /3,75 per Pikol
werd betaald. Voor bei Iransport naar bet pakhuis werd voor ieder
zoogenaamd terg'-pikol, dat op 225 pond wordt gerekend, vijf
Cents voor elken paal afstands betaald.
De invoering der kolFijkultuur heeft aan het eiland Java eene
nieuwe, eigenaardige schoonbeid bijgezet. In plaats van het kale,
eentoonige uiterlijk te hezitlen eener Iheeplantaadje, verloonl een
koffijtuin zieh aan het oog des beschouwers als een welig, groen
woud, dal verlevendigd wordt door insekten, vogelen en een aantal
kleine viervoetige dieren. Zindelijk gehoudene , lijnregte wegen
doorsnijden deze plantaadjen en zijn ter wederzLjde bescbaduwd
door het helder blinkende, donkergroene loof der koffijboompjes,
die op regelmatige afstanden in rLjen zijn geplant, en die, zoo
lang zij nog jong zijn, met hunne nederwaarts hangende Iwijgen
r-
.V
i
i • i
i . .1 : ' ••• -i