
wm
f<
I i - ^^
I« 41
K l f i . .
fi!~: I i
¡11]
112
1700 — Salak en den Gedö ; hier lieen loopt de oiule weg van Biülenzovg
Over Tjiljoeroelt naar Tjandjoer.
1500 — Ardjoeno en den Penanggoengan.
900 — Ajang en den Raon ; over dezen zadel loopt de weg van
Poeger naar Bondowoso.
800 —• Tengger en den Lamongan; de weg van Lemadjang naar
Probolinggo lieeft hier zijn paspunt.
KO — Idjen en den Boeloeran.
Keeren wij tlians tot de hoogte-kaart terug en gaan wij
die in liare afzonderlijke deelen na, tot welk einde wij dezelve
van liet westen naar het oosten zullen doorloopen. Wat
betraft onze toelichtende aanmerkingen, ten dezen opzigte zullen
wij ons bepalen tot het mededeelen van datgene, hetwelk wordt
vereischt tot regt verstand van de voorstelling der enkele deelen
des lands, terwijl die streken en bergen, welke alhier voorkomen
en op zieh zelven reeds duidelijk genoeg zijn, stüzivijgend zullen
worden voorbijgegaan. De teekens, op de kaart gebezigd, zijn
reeds vroeger door ons verklaard. Alle nog werkzame, dampende
kraters, die op de toppen van bergen liggen, benevens de solfatara's,
welke menigwerf aan hunne hellingen, op een grooten afstand der
kratermonden worden aangetroffen, zijn op deze,zoomede op alle
andere hoogte-kaarten, door eene dampwolk of eene rookzuil aangeduid
geworden.
De uiterste, zuidwestelijke hoek van Java, «Oedjoeng-Koelon»
geheeten, wordt gevormd door een stompen, kegelvormigen
trachietberg; de oorsprong van zijn na&m Goenoeng-Pajoeng, d.i.,
zonneschermberg, moet zonder twijfel worden gezocht in de menigte
bergribben, welke van zijnen schedel straalvormig naar alle
zijden benedenwaarts loopen. Aan de zijde der kust stört hij zieh
ter hoogte van 3 ä 700 voet loodregt benedenwaarts; bljna even
hoog verheft zieh uit de baren der zee een aantal rotseilanden,
waaronder er velen worden aangetroffeu, die in de gedaante van
torens oprijzen en wier schedels raet een groen woud zijn gesierd.
Zij doen zieh aan het oog. voor als afgeretene stukken van het gebergte,
welke de kust van nabij orazoomen. Aan den oostelijken
115
voet van den Goenoeng-Pajoeng grenst eene vlakke landstrook, welke
ter naauwernood eene hoogte bereikt van 100 voet en uit jongst
gevormden zee-zandsteen bestaat; deze isthmus vereenigt den berg
met het overige gedeelte van Ja?va en Scheidt de Welkoinstbaai
van den Indischen oceaan; zijne ganschebreedte bedraagt niet meer
dan 3 ä 4 minuten.
Hierop Voigt oostwaarts heen de doolhof der duizenden van dalen
en bergruggen, die elkander onder menigerlei vorm en rigting
doorkruisen, welke de neptunische formatie alhier aan het oog
des beschouwers vertoont. Het profiel, dat wij hier van dit gebergte
geven, stelt het, in algemeene trekken, in zijnegeraiddeldehoogte
voor, gelijk het voorblj den G.-Karang en Poelasari loopt en zieh
naar de zijde van den G.-Salak allengs hooger vei'heft.
In het noordwestelijkste gedeelte der residentie Bantam, rljzen,
geheel en al geisoleerd, de beide vulkanen Poelasari en Karang
opwaarts; zij zijn bij gevolg aan gene zijde, noordwaarts van het
eerste profiel gelegen.
Rondom den Goenoeng-Salak en den Gedö zijn twee verschillende
wegen aangeduid; het gedeelte, dat aan de noordelijke zijde der
bergen ligt, is raet eene fijnere lijn geteekend, terwijl datgene,
hetwelk aan hunne zuidelijke zijde heenloopt, met eene zwartere
lijn is aangeduid. De eene weg voert van Buitenzorg over den
tusschenzadel naar Tjitjoeroek en van hier, om den zuidwestelijken
voet van den Ged6 heen, naar Soeka boemi, alwaar hij zieh vereenigt
met den weg, welke van de zljdevan Palaboeanratoe komt,
en die verder naar Tjandjoer loopt. De andere weg is de groote
postweg; van Buitenzorg verheft hij zieh 4620 voet, tot waar hij het
laagstepunt bereikt van eenbergrug, welke de noordelijke helling van
den G.-Mandala wangi, «Geger bentang», raet den Goenoeng-Megaraendoeng
vereenigt, naraelijk, een voorgehergte van den eerstgenoeraden
vulkaan, hetwelk hier niet kon worden afgeheeld. Van
dezen «Megamendoeng-pas», de hoogste op het gansche eiland Java,
welke met rijtuigkdLn bereden worden, loopt de postweg weder bergafwaarts,
tusschen den voet des vulkaans en zijn oost-noordoostelijk
voorgehergte heen, en wel in de nabijheid vaii Tjipauas, de villa
1 1 ff • H1F f i * 'i 1 '
'[ 1 ri ^
! fll r iM!r i Ii !' 1Fr1 :If
\ ,f ,l
i jIf ir
f
rt-'
.1 r,