
m
»
Í f «
!If
.i: 1
I!
Il mil,'
' 11
I af
Twcedo zone. 460 Tweede gebied.
niolrade boomslammeu rondkruipt. Op de stengels van Cisstis serrulata
Roxb., die over den vochtigen, zoo welig begroeiden bodem
heenslingeren, werd in deze zone, ongeveer ter hoogte van 3000
yoet, voor körten tijd de tweede Javasche Rafflesia, R. Rochussenii
Teysm. et Biniiend. , gevonden. Het ontdekken dezer plant heeft
de jiiistheid der opmerking door Robert Rrown oratrent R. Arnoldi
gemaakt, dat, namelijk, alle tot heden bekende Rafflesia-soorten
dioecisch — tvs^eehuizig — zijn, nader gestaafd. Dit geldt evenzeer
ointrent R. Arnoldi als zulks het geval is omtrent R. Rochussenii
(1) en R. Patma, welke laatstgenoemde wij in de eerste
zone op bladz. 361 hebben leeren kennen, boewel de bescbrijving
en de afbeelding, door Dr. C. L. Rlunie van die plant geleverd,
in lijnregte tegenspraak daarmede zijn. Eene groote menigte
jonge en oude individúen heb ik, in spiritus , uit Java berwaarls
overgebragt; zij zijn door den beer W. H. de Vriese onderzocht
geworden. — Even naauwkeiirig is R. Arnoldi door Robert Rrown
en R. Rochussenii door Teysmann en Rinnendijk onderzocht geworden
, — honderde exemplaren heb ik in de wouden op Noesa
kambangan open gesneden en naauwlettend beschouwd — allen
droegen de mannelijke en vrouwelijke geslachtsdeelen op verschillende
planten, allen waren zij dioedsch. Wanneer men nu deze
feiten in aanmerking neemt, dan ziet men zieh gedwongen om
te gelooven, dat de afbeelding door Dr. Rlurae in de Flora Javae,
tab. 2 en 3 , fig. 1 , van deze plant geleverd, die hij als hermaphroditisch
opgeeft, geheel en al uit de lucht is gegrepen. Even
fictief is de kleur, door hem aan zijwe R. Patma gegeven;zij wLjkt
verre af van de kleur, welke de Patma werkelijk heeft en die ik
ter aangehaalde plaats getracht heb te beschrijven. — In de
vroeger gemeide beschrijving wordt niet gezegd, dat de Cissus,
waarop R. Rochussenii groeide, in bloei stond. Het is derhalve
tot heden nog niet uitgemaakt of de bloeitijd van de parasiet- en
van de moederplant in t^erscMíewcíe raaanden des jaars plaats grijpt,
dan wel of de Cissus-individuen, waarop zieh de parasietplanten
(1) Zie Teysmann en Binnondijk 1. c. en W. H. de Vriese, Voorloopig berigt over eene
nieuwe soort van Rafllesia. Leiden , 1851,
mm m
Tweede zone. 461 Tu'oede gebied.
ontwikkelen, niet in bloei geraken, uithoofde de parasiet eene te
groote hoeveelheid sappen aan de moederplant ontneemt en deze,
ten gevolge daarvan , in kwijnenden toestand verkeert— dewijl
de levenskracht zieh in eene andere rigling openbaart? (1)
Ter plaatse waar de wouden, tot het aanleggen van akkers of
van kolBjtuinen, zijn geveld geworden, ontwikkelen zieh, op den
kortelings bearbeiden bodem, eenige planten in verbazende menigte,
als onkruid, welke eiders zeer zelden worden gevonden.
Het zijn Lactuca indica L. enlongifolia DG. , maar vooral Ar o e g a :
Bidens leucantha Wiüd. en Rabadotan 5.: Ageratum conyzoides
L,, die in dergelijke oorden tot op een hoogte van 7000 voet door
gansch Java menigvuldig worden aangetrolfen (vergelijk bladz. 209).
Op dergelijke plaatsen, meer in opene plekken der wouden als op
den digt belommerden bodem, vindt men in eenige streken van
Java, namelijk, in de Preanger-Regentschappen, hoewel 00k daar
siechts zelden en geheel afzonderlijk, Calanchoe pinnata Pers. (Cotyledon
Lam., Rryophyllum calycinum saisb.); deze is de eenige
plant, behoorende tot de familie Crassulaceae, •—uitgenomen eene
andere soort, welke nog niet met zekerheid bekend is, — die
op Java in het wild groeit.
P a r a s i e t j ^ i l a n t e u op boomen. Wortelen de zoo even opgenoemde
gewassen in de aarde, ontwikkelen zij zieh allhans op
den bodem van het woud, er wordt eene groote menigte andere
gewassen gevonden, voornamelijk varenkruiden en Orchideen,
die zieh hechten aan de stammen van boomen of op hunne takken,
en menigwerf 100 voet boven de oppervlakte van het woud een
anderen bodem vinden , waarop zij allerweligst groeijen. Hier ontwaart
men aan den stam van een boom de groote bladeren van
A r o i kitjoeng t jörang s.: Pothos scandens L,, waarvan de klimmende,
Stengel zoo sterk is, dat men zieh er van bedient tot het vervaardigen
van vlechtwerk, — eiders kruipen peperranken als Tjabd
b e r i t s,: Piper Chaba Hunt, en Siri h goenoeng; Piper sulcatum
(1) Moeijelijk laat het zieh verstaan hoedanig de OvariSn der R, Patma, die zieh bevinden
in rondom geslotene holten in het vieezige receptaculum en lator met de
plant tot verrotting overgaan, bevrucht Itunnen worden door de helmknoppen der mannelijke
bloeraen, eii op welke wijze uit dit zaad de parasiet kan ontstaan.
if
•aaj.,
- -
;