
151
Sl, I .
gebergteland Tanali-Oeroeng. Op de steilste, ontoegankelijkslejukken
en toppen van dit gebergte hebben de Battaer, •— beducbt voor
vijandelijkeii aanval, — huiine dorpen gesticht, die allen in natuurlijke
vestingen zijn herschapen, terwijl de schoone hoog-vlakte van
Silantom, benevens het ganscbe zuideUjke gedeelte van bet plateau
van Tobah, — dagreizen ver, — verwoest en verlaten is. Hier en
daar slechts, ter plaatse waar in voormaligen tijd een dorp slond,
verbeft zieh een enkele verwilderde vruchtbooni, als treurend
Over het lot van den ontvolkten bodem.
Maleische roofbanden , aangevoerd door dweepzieke priesters,
door de Padari's, overstroomden dit land kort vöör ennal830en
verwoestten het te vnur en te zwaard. Nadat zij bet hadden
verlaten, bleef de fakkel der tvsreedragt voortdnrend branden tusschen
de kleine staten, die aan het verdelgend zwaard desvljands
waren ontkomen. Sommige Radja's hadden den Islam omhelsd,
anderen daarentegen waren getrouw gebleven aan hunne voorvaderlljke
godsdienst, aan het geloof aan goede geesten (Soemangot's)
en duivels (Begoe's); bierdoor ontstond scheuring tnsschen hen en
een burgerkrijg, die tot op den huidigen dag voortdunrt, heeft
de laatste band gelegd aan het verwoestingswerk, door den vijand
aangevangen.
Dit is de reden, dat men dagen lang deze schoone, vruchtbare
hoog-vlakten kan doorreizen, zonder eene enkele hut te ontwaren,
zonder het geluid eener nienscbelijke stem te vernemen. Een bang
gevoel van verlatenheid maakt zieh meester van het gemoed des
Wandelaars , wanneer hij in deze Streek, thans eenzaam en ontvolkt
door der menschen woede en misdrijf, des daags geen ander geluid
hoort dan het mischen van den wind door de dennenwouden
des Dolog-Kadjoran en des nachts de doodsche stilte niet hoort
afbreken door het geblaf van een hond, dien trouwen begeleider
des menschen over de gansche oppervlakte des aardbols. Slecbls
het gekras van uilen en het klappen der Caprimulgi treft zijn oor,
wanneer hij nederzit bij het smeulende wachtvuur onder Doerönen
Kemiriboomen, wier schaduwen vroeger de hutten van een
dorp overdekten.
Hoe vele duizenden van Europeers zouden hier in dit koele kli-
1
'li!^, ir •