
liersto zone. 298 Zosde gcbicd.
Lladeren ruischen; met snelle vaart ijlt hij voorbij en laat zijn
invloed binnen zulk eene beperkte i-uimle gevoelen , dat geene beweging,
boe gering ook, in het loof van bei nabij staande geboomte
wordt bespeurd. :— Eene groote, heldere nevelring van 23°halve
niiddellijn omcirkelt de raaan; aan de buitenwaarts gekeerde zijde
is deze ring wolkacbtig gevederd, aan de binnenwaarts gekeerde
zijde daarentegen is de grens scherp geteekend, waardoor een
beider blaauw gedeelte der lucbl wordt omsloten. Bovendien ontwaart
raen aan de noordelijke zijde van den ring eene lange,beldere
streep, als die eener komeet, welke zieh in de rigting van
het oost-noordoosten naar het west-zuidwesten door de oostelijke
helft des hemels uitstrekt van den horizon tot door het zenitb,
— en deze oostelijke bemel is hij na even beider verlicht als op den
klaren dag, ja, het iijnste schrift is leesbaar. (1) Een half nur
later verdeelt zieh de streep in twee evenwljdige deelen (van het
oost-noordoosten naar het west-zuidwesten) en bedekt den ganschen
bemel. — Alle Javanen slapen. Geen levend wezen laat zieh bespeuren
tusscben de hutten, onder het bladerendak van het geboomte,
waardoor de maan hare heldere stralen werpt, Een dergelijke
nacht, een dergelijk landschap, vergoedt de ongemakkeu
van den verloopen dag. Somtijds paart zieh de bazuinstem van
een paauw aan het geplas der watervallen en raaant mij aan
tot den terugtogt; want des nachts doet de paauw zieh slechts
hooren, wanneer hij een tijger ziet, die tusscben het geboomte
heensluipt».
(1) Hetgeea hier tusschen aanhalingsteekens voorkomt, heb ik bijna woordelijk overgenomea
uit mijn zakboekje, waarin ik het bij het sohijnsel der zoo even vermelde luchtverheveling
en het licht der maan met potlood ter nederschreof.
iicrsto zone. 299 Zeveiide gebied. • Bili,, - < j
ZEVENDE GEBIED.
BOSCHJES, WELKE IN ALANG-VELDEN
YERSTROOID VOORKOMEN.
LAAG GUOEIJBNDE BOOMGROEPEN , WELKE DEELS IN DE WILDERNISSEN
VAN ALANG-GRAS VERSTROOID VOORKOMEN, DEELS ALS MIDDENVORM,
TUSSCHEN OORSPRONKELIJKE WOÜDEN EN BEBOUWDE STREKEN ,
KLEINE , DOCH, DIGT INEENGEGROEIDE STRUIKWILDERNISSEN,
FRDTICETA , VORMEN.
Het zijn heete, menigwerf stekelachtige boschjes, welke door
slingerplanten in allerlei rigtingen doorvlochten worden en waarin
men zieh niet dan zeer bezwaarlijk een pad kan banen. Zij komen
het menigvuldigst voor als afzonderlijke groepen, — woudeilanden
, — in de Alang-woestijnen of vormen een gordel rondom de
eigenlijk oorspronkelijke wouden, ter plaatse waar deze in hei
laagst gelegene gedeelte aan bebouwde streken grenzen, ja, dalen
menigwerf als verstrooid staande boschjes tot in deze laatstgenoemden
af.
Onder de groepsgewijs , digt nevens elkander wassende boomen,
die echter zelden eene grootere hoogte dan 30 voet bereiken,
worden de navolgenden het menigvuldigst aangetroifen. — Wal
e n g : Covellia microcarpa en paniculata jviiq. (Ficus Ribes Reinw.). —
Baubinia tomentosa en acuminata L. — Piliostigma acidum ßenth.
(Baubinia ueinw.). —Ki baragma s. :Diospyros melanoxylon ßoxb.
en frutescens Bi. (Ebenaceae.) — P a n awa r beas : Stemonurusjavanicus
Bi,, (Olaciiieae). — Poön mar a hodas s. : Rottlera tomentosa
Hassk. en R. floribunda Hassk. (Eupborbiaceae), twee 30 voet hoog
groeijende boompjes, die algemeen in deze boschjes worden gevonden.
Maar bovenal verdienen hier vermeld te worden eenige Bamboessoorten
, Bambusa vulgaris Wiiid., B. Bitoeng schit. en voornamelijk
de stekelachtige Bamboes, Bamboe doeri, s. Awi awar : Bambusa
Blumeana Schu,, die niet slechts zeer menigvuldig er in
i - .