
í
Aaiiíuuigsel, 662 Nota's.
4plo siiperaiitibus, calycibus pedicellum aequantibus laevibus.
Affinis S. allissimae L. — Folia subtus diliile purpurascenlia.
Corollo puniceo-vel roseo-lilacina. Calyx nigro-purpurascens.
Ploret Martio. — Habitat in dumetis circa planitiem DiSng,
alt. 6300 pedum, nec non in graminosis siccis montis Merbabu,
supra Selo, alt. o ad 6000 pedam.
Bl^oot t l . (Bladz. 551). Vestigen wij onze aandacbl op het
aantal planten, waarvan de geographische verbreiding op westelijk
Java is beperkt en tevens op die gewassen , welke niet dan in
oostelijk Java groeijen, die bij gevolg als eigenaardig voor een
dezer beide deelen van het eil and kunnen worden beschouwd —
namelijk ten opzigte van elkander, waarbij op het mogelijke
voorkomen dezer planten in andere landen geen acht geslagen
wordt, — ZOO rijst al dadelijk het vermoeden in ons op,
dat dit getal planten zeer aanmerkelijk is. Want deze beide
tegenovergestelde deelen van het eiland verschillen onderling even
zeer door de conflgnratie der oppervlakte, als door de gesteldheid
van het klimaat. In West-Java hebben uitgestrekte, boschrijke
hooglanden en een vochtig , regenachtig klimaat de overhand, even
zeer als dit in Oost-Java met een droog klimaat en den piekvorra
der bergen het geval is, welke laatstgenoemden zieh afzonderlijk
uit läge vlakten verheffen. Maar niet gemakkelijk mag het worden
geheeten, om in de onmetelijke wouden van dit eiland uit te vorsehen
of eene zekere plant, al dan niet, in eene bepaaldelandstreek
voorkomt. Derhalve zal ik hier slechts een aantal planten noemen,
waarvan raij met meerdere zekerheid dan van anderen is bekend
geworden, dat zij slechts in een der beide deelen van Java
groeijen; wat aangaat de bijzonderheden der geographische verbreiding
dezer planten, daaromtrent zie men vroeger de beschrijving
der verschillende zonen. Volgende soorten mögen als eigenaardig
voor Midden- en Oost-Java worden beschouwd: Antiaris
toxicaria, Tectona grandis , Tetrameies nudillora, Pterocymbium
javanicum, Saccopetalum Horsfieldii, Butea frondosa, Borassus
flabelliformis en? Artocarpus venenosa (1) in de eerste zone, —
(1) Deze boom — Artocarpus venenosa — is door mij zelven niet waargenomen geworden
en op bladz. 3äS slechts op grond der mededeelingen van Zollinger enlVloritzi (observ.
Aanhangsel. 663 Nota's.
Pteronia marginata in de tweede, — Parasponia parviflora en
Casuarina Junghuhniana in de derde, — en Myrsine Korthalsii,
Lespedeza cytisoides en Dodonaea montana in de vierde zone. Alle
deze gewassen zijn boomen, waarvan alleen Pteronia marginata
eene uitzondering maakt. Hiertoe rnoeten nog volgende kleinere
planten gerekend worden , die in 3Iidden- en Oost-Java eigenaardig
te huis behooren : Astilbe speciosa, een halfstruik, die tot de derde,
benevens volgende kruiden, die tot de vierde zone behooren : Boenninghausenia
thalictroides , Agrimonia javanica, Alchemilla villosa,
Euphorbia javanica. Festuca nubigena, Ataxia Horsfieldii, Geranium
Ardjunense en Leucopogon javanicus. Onder de dieren wordt
Semnopithecus pyrrhus insgelijks in dit gedeelte van het eiland
aangetroffen.
Tegenover deze oostjavasche soorten kau ik slechts weinige
westjavasche planten opnoemen, waarvan ik met genoegzame
zekerheid ervaren heb, dat zij niet in Oost-Java voorkomen;
tot deze behooren in de tweede zone Liquidambar Altingiana
en Gordonia Wallichii, in de derde zone Podocarpus cupressina
(1) benevens andere soorten van dit geslacht en in de vierde
zone, onder de boomen Astronia spectabilis en onder de kruidachtige
planten Cankrienia chrysantha, benevens Rhuacophila
javanica. Het is tevens waarschijnlijk, dat insgelijks deMemecylonsoorten
(M. grande e. a.) die eene groote hoogte bereikeo , de
groote palmen Garyota maxima, propinqua en furfuracea, benevens
vele andere westjavasche boomen der tweede en derde zone
niet in Oost-Java worden gevonden; allhans kan ik mij niet herinneren,
ze in dit gedeelte van Java op een ige plaats te hebben
waargenomen. — Het meerendeel van die planten, welke vroeger
door mij zijn voorgesteld als eigenaardig behoorende tot het
oostelijke gedeelte van Java, wordt gevonden in deonderste heete
cn in de bovenste koude zone ; in tegenoverstelling hiervan wordt
in het westelijke Java een veel grooter getal planten aangetroffen.
phytogr. 1. e. II. p. 213) aangehaald. — De beschrijving der bladeren, die Zollinger heeft
geleverd, past zeer goed op Antiaris toxicaría Lesoli. Zou hier ook eene verwisseling
hebben plaats gehad ?
(1) Zie vroeger bladz. 508.