
s
I
f
fi
fÇ
I' \
H
j
r » -1
194
woi-ttei, terwijl van de F u n g i slellig nog niet het Iwintigste gedeelle bekend
is geraaakt. De Leer R. B. van den Bosch houdt zieh onledig, de door mij
verzamelde Lichenes te beschrijven. (Aangaande den grooten rljkdom der
Javasche oorspronkelijke wouden aan paddestoelen (Fungi), zie lager de tweedc
planlenzone.)
B. Plantengeographie en karakter der vegelatie.
Over de physisch-geographische gesteldheid van het planlenrijk op Java, zoo
mede over de physiognomie der Flora — en pliysiognomie der natuur in het
algemeen — z'u'n slechls enkele brokstukken in het lieht gekomen , die helzij in
reisbeschrijvingen, of als afzonderlijke kleine stukken hier en daar verstrooid
worden aangetroffen. Hiertoe hebooren :
LeschetiauU de la Tour, Relation abrégée d'un voyage aux Indes
orientales. In: Mémoires du Muséum d'histoire naturelle. Paris.
IX. 1822.
Thomas Horsfield , Over de rivier van Solo, en reis naar de Oosterstreken
van Java (1806—1807). In: Verband, v. b. Batav. Genootscb.
Deel VII. Batavia, 1814.
C. G. C. Reinwardt, Over de hoogte en verdere natuurlijke gesteldheid
van eenige bergen in de Preanger Regentschappen, eene
voorlezing, etc. In : Verband, v. b. Batav. Genootsch. Deel IX.
Batavia, 1823. p. 1.
C.. G. C. Reinwardt, lieber den Charakter der Vegetation auf den
Inseln des Indischen Archipels.
Eene voorlezing gehouden te Berlljn den 20sien Sept. 1828. Deze voorlezing
koint in hei Hollandsch voor in :
Verslag van de zesde openbare vergadering der eerste klasse van
het Koninklijke Nederlandscbe Instituut, gehouden den 12'"'"
October, 1827, p. 38—S7.
C. L. Rlume, Over de gesteldheid van het geborgte Gëdè. In: Verband.
V. h. Batav. Genootsch. Deel X. Batavia, 1825. p. 57.
Hierin wordt de togt beschreven naar een van de drie (in West-Java
gelegen) bergen — G.-Salak, Gedé en T j e r ima ï—, welke de genoemde schrijver
zelf heeft hezocht. Alle andere gewassen, door hem niet gevonden op deze
drie togten, heeft hij siechts gezien in takken door de inlanders afgeplukt en
hem gebragt, en in de gedroogde herharia van andere botanici, in liet
bezit waarvan hij zieh lieeft gesteld.
195
P. W. Korlhals, Aanteekeningen over Borneo's Zuid-Ooslkust. In:
Algeraeene Kunst- en Letterbode, n». 47 van 1857 en in : Nederlandsch
Kruidkundig Archief, I. Leiden, 1848. p. 20.
P. W. Korthals, Blik op de natuurlijke gesteldbeid en vegetatie
van een gedeelte van Soematra. In : Neérl. Kruidk. Archief.
L p. 58.
P. W. Korthals, Waarnemingen aangaande den berg Gedé op Java.
1. c. p. 117.
/ . K. Hasskarl, Bljdrage tot de kennis van Zuid-Bantam (Reis in
September, 1841). In: Tijdschr. v. Neérlandsch Indie, IV (1842).
p. 221.
J. K. Hasskarl, Reise nach dem Berge von Djapara und den
Schlammquellen van Kuwu. In: Flora oder allgemeine botan.
Zeitung. Regensburg, 1847. p. 641.
De werken van Hasskarl kenmerken zieh door den grooten rijkdom van
waarnemingen en door de naanwgezette, getrouwe schildering der bijzonderheden,
terwijl aan Korthals de eer toekomt eene grootere oplettendheid te
hebben gesclionken dan anderen aan de geographische verbreiding der gewassen,
voornamelijk op Borneo en Soematra, waaraan hij eene gelukkige opvatling
paart der kenschetsende vormen, — van het karakter der verschillende gedeelten
van de Flora dier streken.
H. Zollinger, Togt naar den Salak in November, 1843. In:Natuuren
Geneesk. Archief. voor Neérl. Indie. I. Batavia, 1844. p. 221
en p. 347.
De bijdragen tot de kennis der gebergte-systemen in Cost-Java (Tijdschr.
voor Neérl. Indie. VIII. p. 125), zijn meer van topographisch-geologischen
aard en bevatten weinig, hetwelk betrekking heeft op de botanie.
H. Zollinger, Gedachten over planten-physiognomie in het algemeen
en over die der vegetatie van Java in het bijzonder. In:
Natuur en Geneesk. Archief voor Neérl. Indie, III (Batavia, 1846).
p. 23.
W. H. de Vriese , Bijdragen tot de kennis der Flora van Soematra,
naar aanleiding der onderzoekingen van F. Junghuhn, medegedeeld
in : Neérl. Kruidk. Archief, L 1846 , p. 1.
Fr. Junghuhn, G.-Salak. In : Tijdschr. v. Neérl. Indie, 11 (1838).
p. 486.
k (
M