
f t
i!• H ÎÎ i '
li
1S2
worden, loL in al liare bijzonderlieden wilden voorlzellcn, al geschieddè
zulks sleclits voor een verschil in hoogte van niet minder
dan van !S tot ÖOO voet. Om die reden zullen wij slechts de algemeene
hoofdlrekken opgeven, welke als de typen van den landvorm
van Java mögen worden bescliouwd, zoowel in de verticale
als in de horizontale uitgestrektlieid, terwijl wij alle plaatselijke
bijzonderheden ter zijde zullen stellen.
0.
4 i
Iii
Dcrde toesiand. Indien Java vijfhonderd voet daalt beneden den
tegenwoordigen spiegel der zee;
1". dan breidt de zee hare palen, in de onder 2 van 1 tot 6 opgenoemde
Vlatten verder zuidwaarts uit;bijnahetganschenoordelijke
vlak land, datthans tot woonstede strekt vau I i millioen menschen,
wordt door haar bedekt en de noordelijke voet der bergen wordt
haar strand; Krawang vooral wordt door de zee voor een groot
gedeelte hernomen, in welk lot ook Bantam deelt, waar de zee
veel verder binnenwaarts dringt dan de parallel der kustlijn, die
in andere oorden de grens aanwijst tusschen het land en de zee;
dit geschiedt echter in zonderling gebogene, in de gedaante eener
slang gekronkelde armen, namelijk: een der armen strekt zichuit
in de rigting van het noorden naar het zuiden tot ongeveer in den
parallel van den Goenoeng-Salak, längs dedalkloof der Tji-Oedjoeng,
en Tji-Semoet, en wendt zieh in zijnen bogtigen loop tusschen
heuvelachlig vlakke landmassa's been; een andere rigt zieh van
het Westen naar het oosten en volgt den loop der dalvlakte van de
Tji-Liman, terwijl een derde zieh van het zuiden naar het noorden
en noordwesten wendt, en zieh naar den körten loop der Tji-Binoeangan
rigt. Tusschen den G.-Tampomas en den G.-Tjerimai vormt
de zee eene uitgestrekte bogt naar het zuiden, en andermaal
klotst de branding tegen den steilen wand van het hoogland van
Malembong, die waarschijnlijk ook in voormaligen tijd door haar
geweld ward geteisterd.
Opmerkelijker echter zijn de veranderingen, welke wij
ontwaren in het centrum van Oost-Java, namelijk, in hetbreede
gedeelte van het eiland, dat zieh uitstrekt van Samarang totaan
Soerabaja. De kegelbergen Merapi, Lawoe, Wilis, zoomedede tot groepen
zaämverbondene vulkanen, waarvan, te rekenen van den G.-Wilis
tot aan Banjoewangi, vier hoofdgroepen worden gevonden, zijn
her Schapen in eilanden of in schier eilanden. Heeds verheft zieh
de zee ter hoogte van 200 voet boven de vlakten van Jogjak&ta
en van Solo, zij bespoelt den voet van den Merapi, dringt door
tot in het centrum van MagSlang, waar, aan de westelijke zijde van
den genoemden berg, door haar eene uitgestrekte baai landwaartsin
wordt gevormd. Oostwaarts van den Merapi vormt de zee een
binnenmeer, hetwelk den G.-Lawoe in een wijden kring omgeeft;
slechts door middel van eene smalle, ter naauwernood 150 voet
hooge, vlakke waterscheiding, geene bergketen, is dit meer in
de nabijheid van Prambanan van de zoo even genoemde westelijke
bogt gescheiden. In eene lange lijn, die zieh van het westen naar
het oosten uitstrekt, slaan de golven van dit meer tegen de zuidelijke
bergketen, terwijl zij tevens den oostelijken voet bespoelen
van den vlakken voorsprong, welke den dubbelvulkaan Merapi en
Merbaboe aan deze zijde omringt en waarop de Desa's Salatiga,
Ampel en Bojolali zijn gelegen. De G.-Lawoe rljst als een kegelvormig
eiland uit dit meer opwaarts; de Wilis daarentegen is
slechts tot een schiereiland geworden, want een smalle bergkam,
die nog ongeveer eene hoogte van 200 voet bereikt, vereenigt
hem met het zuidelijke, neptunische gebergte.
Gelijk aan haar zuidelijk Strand het geval is, namelijk, zuidwaarts
van den G.-Wilis en den Lawoe, zoo wordt dezeeookten
noorden door eene neptunische landstrook begrensd; het is eene
breede , vlakke bergstrook, welke zieh in de lengte uitstrekt en
van den oostelijken voet des Merbaboe tot aan Gresik reikt. In
hare gansche uitgestrektheid wordt zij slechts door ¿¿ne enkele
kloof doorbroken, namelijk, in haar middengedeeltein de nabijheid
van Ngawi, alwaar de Kali-Solo zieh een doortogt naar het noorden
heeft gebaand. Ten oosten van die plaats rijst dat vlakke gebergte
iets hooger opwaarts, — doch slechts op een enkel punt, — cn
vormt het den Goenoeng-Pandan.