
Kei'slc zone Twcpdc gebioii.
1 '
Pandan-soorten (Pantlaneae), (1) met limine lange, smalle bladcren,
die digt bijeen worden gevonden aan liot boveneind van den slam
cn aan de weinige vorlisgewijs verdeelde takken, waaraan zij, nog
jong zijnde, opwaarts groeijen, doch oud geworden zieh naar
alle riglingen in de breedle iiitstrekken en wier zondeiiinge
gestalte den dorren zandgrond der kusten versiert; zij wasseu
echter niet slechts op een dergelijken bodeni, niaar insgelijks op
een rofsachtig Strand, en voornamelijk waar de kust uit kalksteen
bestaat. In de gaten en holen, welke een dergeUjke kalkbodeni
in grooter aantal bezit dan eene andere gesteentesoort, dringen
de wortelen der Pandan-boomen. Eenige soorten wassen slechts
op een rotsgrond, anderen , hoewel hun getal zeer gering is,
worden dieper landwaarts in aangetroffen in de wenden, alwaar
wij die soorten later in oogenschouw zullen nemen. Het veelvnldigst
echter worden gevonden Arasas letik s. en Arasas gede :
Pandanus humilis en caricosus Rumph. — Pandan laoet letik:
Marquartia leucantha Hassk. en Pandan laoet gedö: Marquartia
globosa Hassk., waai'van de stam niet slechts aan het boveneind,
maar evenzeer van onderen, aan het worteleind gaffelvormig is
verdeeld. Bij het beschouwen van de stammen dezer boomen, die,
naar gelang zij den bodera meer naderen, zieh vorksgewijs in
een grooter aantal takken verdeelen, brengt men zieh de gestalte
voor den geest der Rhizophoren , welke op straalvorraige stellen
groeijen. Des te grooter daarentegen is de verscheidenheid,
die het loofgewelf der Pandaneen aanbiedt. De bladeren, die in
(1) Drie Pandan-soorten, die in tuiiien, in de omstreken van dorpen, in tagen worden
aangeplant, heb ik reeds vroeger op bladz. 232 en 237 opgenoemd. Met uitzondering van Pandanus
Samak worden zij insgelijks in het wild aan de kusten aangetroffen. Buitendien
zal ik nog 6 andere soorten opnoemen, die op de kust groeijen , benevens eene zevende en
eene achtste soort, welke in de wouden der binnenlanden worden gevonden; hetgansche
aantal er van klimt daardoor tot 11 soorten , waaronder er twee worden aangetroffen, die
nog niet zijn beschreven geworden. Het is mij gebleken, dat er op Java nog 5 andere
soorten in het wild groeijen, die echter niet door mij zijn onderzocht, uithoofde andere
werkzaamheden mij daartoe geen voldoenden tijd overlieten. Even als het geval is met
de Musa-soorten, zoo heerscht in de bestemming der Pandaneae, die op Java voorkomen,
nog veel onzekerheid en toeh zijn zij zoo fraai, hebben zij zulk eene eigenaardiga
gedaante. Het is waar, moeijelijk kan men die boomsoorten in gedroogden toestand
leeren kennen , uithoofde velen zulk eene ontzaggelijke grootte bereiken en zij aan zoo
•vele afwijkingen onderhevig zijn, naar gelang van de plaats, waar zij groeyen , den
ouderdom, dien zij hebben bereikt; zij behooren onderzocht, beschreven en afgebeeld
le worden ter plaatse , waar zij opwassen.
licrsto zone. 265 Tn'ocdo gcbißd.
digte bossen groeijen, kroonen de toppen of de weinige vorksgewijs
verdeelde uiteinden van den slam, welke eenigermategelijkt
op eea kleinen palmboom, terWljl de levendige kopergroene kleur
der bladeren een allerschoonst kontrast vormt met het heldere
vermiljoen der vruchten , die als kogels, ter grootte van een hoofd ,
onder de bladerenbosjes nederwaarts hangen. De reiziger, die,
gedurende den tijd dat deze boomen vruchten dragen (in November,
December) , zijne schreden rigt door deze boschjes, welke den overigens
zoo kalen zandbodem heschaduwen en menigwerf voor een
groot gedeelte uit digt nevens elkander groeijendePandanus-soorten
bestaan, wordt opgetogen door het schoone, hetwelk zij hem aanbieden.
Groot is de verscheidenheid , welke hij waarneemt in de
uiterlijke gedaante en hoogte der Pandaneen, die afhangt van hunnen
ouderdom, en, naar gelang de bodem, waarop zij groeijen verschilt,
meer of minder geschikt is om hunnen wasdom te bevorderen.
Verheft zieh hier Marquartia globosa, als een boom van ter naauwernood
8 voet, op hooge, boven den grond groeijende wortelen,
als het wäre op stutten , — gelijk is afgebeeld op de plaat : « Zuider
kust van Java, beoosten Rangkop » , behoorende tot den atlas van
dit werk, — hangt hij eiders in een zondeiiing gebogen vorm van
een rotswand afwaarts, waarnaar zieh de toppen der lang groeijende
stammen weder opwaarts rigten, zoo ziet men deze boomsoort
op eene andere plaats met slanken, regten stani opwassen
, die, even hoog en dik als een Kokos-palm, eene hoogte van
SO, ja, van zeventig voet bereikt ; naar gelang de stam in hoogte
loeneemt, naar die mate worden de luchtwortelen (stutten)
kleiner, verdwijnen zij eindelijk geheel en al. (Als zoodanig, als
een schoone, trotsch gegroeide boom wordt hij , bij voorbeeld,
aangetroffen aan de zuider kust van Soekapoera, tusschen Oedjoeng-
Taboelan en de Moeara tji-Beüing. De bladeren zijn hreed, doch
in vergelijking daarvan niet zeer lang.)
De buitengewone hoogte, welke de Pandan-soorten bereiken, indien
zij in een gunstigen bodem hebben wortel geschoten, schijnt.eene
eigenschap te zijn, die deze soorten met alle andere boomachtige
monocotyledonen gemeenschappelijk bezitten, wier wasdom zieh
hoofdzakelijk openbaart in de rigting van den iop en waarvan de
stara (caudex, cormus) bijna uitsluitend bestaat uit de afgevallen
;