
r
i fi
de Zetel van hei bewind van daar verplaatst naar Banjoe wangi —
toen streden de vorsten van Balaboeau nog voor hei hehoiid hunner
onafhankelijkheid. Maar deze hardnekkige en langdurige oorlogen
gevoerd met den « Keizer van Java >>, dal is, mei den Soesoehoenan
van Malarani of mei diens vasallen, de gewone gevolgen eens
oorlogs lusschen inlandsche volken van Java, hongersnood en epidemien,
hebben sederi 1390 hei eene bebouwde gedeelle des lands
na hei andere vervs^oesl, de bevolking van lieverlede meer en meer
doen afneraen, lerwijl aan de andere zijde de vegetabile wildernis,
hei majestueuse woud! met gelijken Ired zieh naar alle zijden
uilbreidde, den eenen akker na den anderen overweldigde en eindelijk
door zijne onweérstaanbare, Iropisch-weelderige groeikrachl
zieh de alleenheerschappij verzekerde. Zoodanig versmolt de bevolking
van dit aloude, beroemde rijk tot op eenige geringe overblljfselen
, die in ver van elkander verwijderde oorden eene schuilplaats
vonden.
Waar vroeger Sawah's werden gevonden, waar vruchlboomen
en palmen lierden, die in boschjes rondom sieden en dorpen
waren geplant, daar zijn hoog stammig e wouden opgescbolen,
die hei gansche vlakland heinde en verve als mei één enkel
loofgewelf dekken! Reusachlig geboomte , waaronder de beruchle
giflboom Anliaris toxicaria Lescb. wordl gevonden,
hefl thans zijne kruinen hemelwaarts ter plaatse waar vroeger
vrnchtbare akkers, lagchende velden werden gezien , ja,
men waant zieh in een oorspronkelijk woud (1) verplaatst, al is
hei dal men het oog slaal op de ruinenvan lempels en vanpaleizen,
thans in het digtsle kreupelhout verscholen, maar die zieh vóór
slechts anderhalve eeuw nog in al hunne prachl vertoonden. Doch
ook deze wouden werden andermaal door de bijl geveld, wanl
sederi de Nederlandsche regering, na de herstelling des vredes ,
eene doelmalige organisatie des lands heefl ingevoerd, is het tal
der bewoners van deze oorden niet slechts vermeerderd, maar
bel neeml nog dagelijks toe.
(1) Zie de fraaije afbeelding van een dergelijk woud, waarin de Langkap-palm, Arenga
obtusifolia Mart. voorkomt : «Buine vaii den tempel te Matjan poetili» in het werl;
.'(Javasche oudheden», uitgegeven door G, W. Mieling, te 's Gravenhage, 1851.
ì "
215
Aanmerking. Zekere Nederlandsche sclirijvers (zie bij voorbeeld : « Reis over
Java, Madura en Bali, door Dr. W. R. van Hoevell», Amsterdam, 1850, II.
bladz. 211) sobijnen er eene Verdienste in le stellen, wanneer zij, bij elke
gelegenlieid, de staatkunde door hunne eigene regering gevolgd in een nadeelig
daglichl trachten te stellen en uit dien hoofde den ondergaiig van het rijk
Ralabaoen loeschrijven aan toevaliig plaats gehad hebbende, onbeduidende
krijgsverrigtingen, als, bij voorbeeld, aan het regt van wedervergelding,
waarvan een krijgsoverste op zekeren tijd gebruik maakte, volgens eene wet,
welke de pligt tot zelfsbehoud in den krijg met de inboorlingen , zoo wel in
Nederlandsch als in Britsch-Indie, bijna dagelijks voorschrljft, ja, die tot de
taktiek van het kri-igvoeren in Europa onder geheel christen-volken behoort;
de wäre oorzaken daarentegen, waaraan de slooping van dit rijk moel worden
toegeschreven, zijn van gansch anderen aard en moeten veel hooger in de
geschiedenis worden gezocht. Voegzamer wäre het geweest, indien dergelijke
schrijvers de regtvaardigheid beter in het oog hadden gehouden, indien zij
niet hadden vergeten te vermelden, dat de regering van Java, sedert zij zieh
in het bezit heelt gestekl van Banjoe wangi en de geschokte vrede is hersteld
steeds alle krachten heeft ingespannen om de welvaart der inboorlingen te
bevorderen, het land op te beuren, het te verhelfen uit den Staat van verval,
waarin het meerendeels reeds vöör de aankomst der Nederianders gedompeld
was. Zij hadden melding behooren te maken, dat Balaboean reeds ongeveer
sedert het jaar 1590 godsdiensloorlogen had gevoerd, dat mededoogenlooze
priesters met « Gods Woord » in den raond, namelijk, aan de eene zijde voor
de heilige wet van Mohammed , aan de andere zijde voor de drieeenheid der
Brahminen, dat is, met andere woorden, beide voor hun eigen voordeel Stehler
het scherm werkzaam waren en de vlammen des krijgs aanbliezen. — Welke
gunstige, weldadige vruchten thans reeds worden ingeoogst van de zaden van
vrede en welvaart, door de Nederlandsche regering voor het eerst in het verwoeste
land gezaaid, leert ons op eene onloochenbare wijze de vergelijking
van den toestand, waarin het zieh tegenwoordig bevindt (zie bladz. 989 en
volg., benevens bladz. 1040 der tweede afdeeling van dit werk), raet dien,
waarin land en volk verkeerden in het jaar 1805, toen Leschenault zijne
beschrijving er van ontwierp (1. c. zie vroeger). De verwoesting, aangerigt door
de vulkanische uitbarsting in 1817 (zie Java, IL bladz. 1034) zal loch wel door
niemand aan de regering te last worden gelegd ?
Nadat wij op de voorafgaande wijze de veranderingen hebben
aangewezen door des menschen band le weeg gebragt in den
oorspronkelijken toestand der plantaardige bekleeding en pliysiognomie
des lands, of die daardoor later kunnen veroorzaaklworden,
zullen wij overgaan tot de beschouwing der vier plantenn;..
»Ar