
Aaiihungsol. 668 Landschap-tafereeleri.
7. Kawali-Patoea Bladz. S57.
8. Goenoeng-GoenLoer » S39.
9. Tëlaga-Patengan » 546.
10. Diëng » 548.
11. Goenoeng-Gëdé » 620.
12. Goenoeng-Mërapi » 622.
Deze Iwaalf landschapgezigten zLjn door mij, op de plaats
zelve, naar de natuur geleekend en gekleurd. Het titelvignet is
geteekend door den heer Mr. P. A. Schill en werd mij medegedeeld
door den heer Dr. van Haastert, toen dirigerend officier van gezondheid
te Batavia. Het stelt voor een , en basrelief, in steen gehonwen
Siwahoofd, en werd gevonden boven de poort van een
der talrijke tempelriiïnen van Modjo paît. Uergelljke hoofden met
hoogst kenschetsende gelaatstrekken (van Siwa in zijne wreede
gedaante, als verdeiger) worden op Java niet slechts boven de
poorten van al die tempels gevonden, welke, voor een 5 à 6 honderdtal
jaren, aan de Brahmansche goden waren toegewijd en
die nu voor het grootste gedeelte in puinhoopen ter neder liggen,
maar men treft ze, hoezeer slechts in pleisterwerk voorgesteld,
insgelljks aan boven den ingang van vorstelijke paleizen, die van
eene nieuwere dagteekening zijn. Dit is, namelijk, het geval met de
lustsloten van den sultan van Jogjakërta, welke geheeten worden
Wonosado, Rodjo winangoen, Ponowo dirdjo, Poerworëdjo e. a.,
maar die nu ook reeds voor een gedeelte in puin zijn vervallen.
Het Kawi-opschrift, dat onder aan de figuur wordt gevonden,
is door den sultan Pakoe Noto Ningrat van Soemënëp — die
geacht wordt in de Kawi-taal zeer ervaren te zijn — in 't Maleisch
vertaald geworden, waaruit hetzelve door den heer Schill
in 't Hollandsch is overgebragt.
N A S C H R I F T .
In de inleiding tot dit gedeelte van het werk gaf ik, op bladz.
a » «
769
199, mijn voornemen te kennen, ora aan de algeraeenebeschrijving
van het plantenrijk op Java — die ik in de voorafgaande
bladen getracht heb den lezer te verschaffen — een tweede gedeelte
B. te voegen, waaraan het opschrift zoude worden gegeven :
Verschil der vegeiatie voor hijzondere streiten, of beschrijving van
enkele gedeelten van het eiland en natuurtoneelen, ter schildering
van het karakter des landschaps in de verschillende zonen. Maar
het getal bladen, waaruit het werk bestaat, is nu reeds veel grooter
uitgevallen, dan ik vooraf bad kunnen berekenen en ikvrees,dat
ik het aanvankelijk aan mij gestelde perk nog veel verder zoude
moeten overschrijden en mijn bestek ver te buiten zoude gaan,
indien ik miju aanvankelijk voornemen wilde verwezenlijken en
het gedeelte B. bewerken, dat uit den aard der zaak onuitputtelijk
en tevens voor mij uiterst boeijend is. Hierbij komt
nog de overweging dat ik onder het opschrift: Plaatselijke beschouwing
in de voorafgaande bladen reeds menigmaal het plaatselijke
verschil der flora, de bijzonderheden van het dieren- en
plantenleven in verschillende landschappen heb geschilderd, namelijk,
ter plaatse waar dit voor de duidelijkheid of volledigheid van
het algemeene beeld een noodzakelljk vereischte scheen te zijn.
Derhalve heb ik hesloten mijne beschrijvingen van afzonderlijke
landschappen en floraperken voorloopig ter zijde te leggen en dit
botanische gedeelte als geeindigd te beschouwen. üergelijke schilderingen
werden door mij op Java ontworpen, bij den aanblik
der levende natuur; ik trachtte daarbij steeds het landschap te
beschrijven en tevens de bewoners te sclietsen, die zieh daarin
bewegen, hunne leefwijze, bun bedrijf, de eigenaardigheden van
het klimaat der landstreek, de lamme en wilde dieren die het verlevendigen,
— waarbij de geologische bouw, de uiterlijke configuratie
van het land en zijne hoogte boven den spiegel der zee
niet uit het oog mogten worden verloren. Maar, dewijl de vorm
en de hoogte van het land afhankelijk zijn van de inwendige
bouworde alsook van de omwentelingen, welke deze laatstgenoemde
heeft ondergaan en dew^yl de hoogte en de vorm,ophare
beurt, weder al de andere eigendommelijkheden van het landschap,
vroeger door mij aangetoond, ten gevolge hebben, zoo zouden deze