
am
?
i j
F
'i r;
it . ?
-3
, •;1 i .r -vt. .!-'-
• -i'vi'^
J ."-l
Derde zone. o30 Eerste gobi od.
Deze ilraaelvormige, | ä 1 diiim lange worraen, die, door
zieh in le buigen en vervolgens ijlings uit le rekken, eenige
voeten ver door de luchl kunnen springen, worden op de vocbl
i g e , beschadawde plekken dezer wouden, vooral ter plaaise
Avaar vele rollende l)ooraslammen op den grond liggen, niel slecbls
op den bodem, maar insgelijks in het bladerengewelf van bei
kreupelboul, in zulk eene menigle gevonden, dal zy den reiziger,
op zyn logt naar de toppen der bergen, tot eene wäre plaag
worden, die bij op geene wijze boegenaarad kan onlgaan. Zij
hechten zieh aan banden en voelen , aan het hoofd en aan den
hals des reizigers, zij kruipen door de fijnsle niazen der kousen,
en overal laten zij hloedende w o n d e n n a , wanneer raen ze van daar
verwijdert. In verscbeidene slreken van bei wond vond ik zulk eene
menigle er van, dal, niellegenslaande ik mijn logt door deze
slreken zoo snel doenlijk voorlzetle, een paar nevens mij gaande
Javaneu ouophoudelijk bezig waren ora de bloedzuigers mel de
band van de verscbillende deelen nnjus ligchaaras aflerukken,
waar zij zieh badden vaslgezet. - Menigwerf worden de rcukzenuwen
op eene zeer onaangename wijze aangedaan door den
knoflookacbtigeu, doordringeuden slank des Segoeng ..: Mydaus
meliceps iiorsr., een kleinen das, die met zijn ver vooruitslekenden
snuit veel overeenkonist beeft mel een jong varken en in
deze wouden te buis beboorl; met de scberpe nagels zijner
breede, tot krabben gevormde voeten , woelt het dier onder de
oude boomstammen rond en graaft holen in de weeke, biimusrijke
aarde, ten einde regenwormen te zoeken; deze diertjes, henevens
Insektenlarven, maken zijn meest geliefkoosd voedsel uit. In de
nabijbeid der opening van zijn a n u s bevinden zieh klieren , waaruit
een buitengewoon stinkend sap wordt afgescheiden, betwelk de
Sggoeng eenige voeten ver kan spuiten, bij welke gelegenbeid bij bei
acbtergedeelte des ligcbaams scbuin opwaarts rigt en den naderenden
vijand toekeert. Wee dengene, wiens kleederen met ¿6n
enkelen druppel er van worden bespat, want nimmer gaat er de
stank af. Ik beb Javanen gezien, die , door den stank bedwelmd,
in onmagt vielen. Bevindt men zieh beneden den wind, dan riekt
men den Segoeng, die op een afstand van eene balve geographische
Derde zone. 551 lierste gobieci.
mijl door het woud loopt. — Ziel de reiziger zijn logt naar de toppen
der bergen bemoeijelijkt door den weeken, liumusrijken bodem
dezer wouden, waardoor bij als het wäre moel heenwadeu, moet
hij zijne reis voortzetlen over enge paden, die door de onlzaggelijke
hoeveelbeid rbinocerosmest in den lellerlijken zin des woords
zijn versperd, worden zijne voelen daarbij gestoken door de
Padjel's, worden zijne reukorganen menigwerf onaangenaam
aangedaan door den stank van Segoeng's, — aan de andere zijde
worden zLjne blikken vergast op het bescbouwen van de prächtige,
menigwerf welriekende bloemen der Orchideen , die bij aan de
met moskussens bedekte twijgen ontwaart, en van de fraaije
bloemen der Melastomaceen , die het kreupelboul ten sieraad strekken
; zijn oor wordt gestreeld door het melodieuse gefluit van den
Javaschen bergzanger Manoek kasos,, Tèkoesan j.: Musicapa
canlatrix Reinw,, waarvan de stem wijd en zijd door het stille woud
weérgalmt. Slechts zelden krijgt men dezen kleinen vogel in het
oog, uilhoofde bij zieh verborgen houdl in het digle loofgewelf
der reusachtige boomen; lerstond echter herkent men bem aan
zijn eigenaardig gezang , hegroet men hem met vreugde, want de
Idank zi.jner stem verkondigl den reiziger, dal bij weldra de grens
zal overschrijden van het rijk der Padjel's en der vochlige v/olkennevelen,
die, te rekenen van 10 à 11 ure, den geheelen dag
alle uitzigt in bei rond belemmeren, en de duislernis nog vermeerderen,
welke in deze wouden beerscht. De vogel bouwt zijn nesl van
haardmos (Usneen) en houdl zieh bij voorkeur op aan steile hellingen
, waar vele Podocarpus-soorten en, hooger opwaarts, Ericeen
groeij"en. Heefl men op zijn togl eene boogte bereikt van ongeveer
8000 voel, dan kan men zieh stellig verzekerd houden hetgezang
van dezen vogel te vernemen, welks melodie zoo betooverend
schoon weérgalmt in bei stille, eenzame woud, waarvan geen
enkel blad zieh beweegt, terwijl de toppen van het geboomte
slecbls onduidelijk zigtbaar zyn in de digte wolkennevelen. Boven
7000 voet wordt Musicapa canlatrix niet meer geboord, terwijl men
zijn liefelijk geluid niet lager op het gebergte verneemt dan somtijds
in de hoogst liggende koffijtuinen , die ter boogte van à SOOO
voel worden gevonden. Het schijnl derhalve, dal by indeneigen