
i,
.t
I
I I R
"5! if' t "
%
»1 i
vormde eeiiden. Meliwi: Anas arcuala tiorsf. , die men aldaar
in tallooze vlugten aanlreft. Hier en daar bespeurt men aan den
oever een pelikaan : Pelecaniis philippensis, lerwijl Pleins melanogasler
Latham op CBn Over het water hellenden boomslani zit, of
diep onder water zwemt, waarboven hij slechts zijn slangvormigen
kop verheft,
Schildpadden, Kora kora, s. Orok; Emys Diardii Dum. et Bibr.,
Trionyx stellatns en subplanns Geoff. , waarvan de eerstgenoemde
onder de meest algemeen verspreide soortvan zoetwaterscbildpadden
op Java raoet gerangschikt worden , vindt men even dikwerf in de meren
als in de zacht stroomende beken en rivieren. Zij worden veoral
in groole menigte aangetroifen in de breede beken der neptnniscbe
gebergten in de distrikten Djampang (van Tjandjoer), in Karang
(van Soekapoera), welke een zeer gering verval van water bebben.
PiantseUjHe ^escftotttvittgr, Een der grootste Rawa's op
Java is de Rawa-Lakbok, gelegen in de alluviaal-vlakte der Tji-
Tandoei, welke met een moeraswoud is bedekt. De Rawa zelf,
welke in het midden dezer wonden wordt gevonden, is gedurende
de droogste maanden des jaars herschapen in een grasveld, met
uitzondering van het centrale gedeelte, waar steeds water Staat.
(Vergelijk de Il-i- afdeeling, bladz. 1342.) De Javanen, die ter
vangst van Ikan gaboes zijn uitgegaan, steken het hoog opgeschotene,
rietachtige gras in brand, dit wordt dan door de vlamnien
verteerd en geeft eene zwartachtige klenr aan de vlakte.
Gedurende den regenlijd is het verkeer tusschen het oostwaarts
gelegene gebergte van Tjelatjap (distrikt Dajoe loehoer en Pegadingan)
en het westwaarts gelegene gebergte van Soekapoera geslrerad
door de zoo even genoemde, daar tusschen liggende vlakte,
die eene breedte heeft van 7 ä 10 palen, ja, in de bogten tusschen
de uitloopende bergarmen zieh tot het dubbel dier breedte
uitstrekt , welke vlakte alsdan grootendeels onder water
Staat. Somtijds gebeurt het, dat er gedurende dien tijd, — den
regentijd, — in vele streken der Preanger-Regentschappen eene
menigte tijgers wordt gezien, waarvan overigens gedurende het
gansche jaar in dergelijke oorden nimmer een spoor wordt waargenomen.
De bewoners dier streken, zelfs van diegenen, welke op
een afstand van verscheidene dagreizen van de Tji-Tandoei-vlakte
verwijderd zijn, bebben dan de gewoonte van te zeggen: «zlj
komen van de Rawa-Lakbok». Deze Rawa, of, beter gezegd, het
laagst gelegene gedeelte der Tji-Tandoei-vlakte is wijd en zijd berucht
door het groote aantal tijgers, dat zieh aldaar ophoudt. Gedurende
den regentijd wordt niet slechts de grasvlakte, maar ook
het woud onder water gezet en de tijgers, benevens dehonderde
driften van herten en wilde varkens, die op het grasperk een
overvloedig voedsel vonden, zien zieh genoodzaakt andere oorden
ten verblijve op te zoeken. — Deze tijd is echter gezonder voor
de bewoners der dorpen, die in de nabijheid liggen dezer vlatte
en in den omtrek der kleinere Rawa-Onom, welke op een geringen
afstand van daar wordt gevonden, dan de overige tijd des
jaars. Gedurende het drooge jaargetijde zijn koortsen in al deze
dorpen endemisch. Daarenboven heerscht onder de bevolking, die
in de nabijheid dezer moerassige Streek woont, waar de bodem
steeds vochtig is en waar bijna elken morgen nevel valt, eene boosaardige
ziekte, die zieh aan de voeten en aan het benedengedeelte
van het been door zwelling en zweren openbaart. De geringste
wond, die men aan den voet krijgt, begint weldra te ontsteken; deze
zweren nemen steeds in omvang toe, dringen door tot op het
gebeente; hierbij komen hectische koortsen, er ontstaat diarrhoe
en de patienten sterven.
Z E S D E GEBIED.
ALANG ALANG-WILDERNIS.
W L L D E R N I S VAN HET 3 ä 4 VOET HOOG OPGESCHOTENE ALANGALANG,
s. E R I -GR A S : SACGHARUM KOBNIGII Retz., DAT, DIGT BUEETIGROEIJ
E N D E , VLAKTEN VAN EENE ÜITGESTREKTHEID VAN VELE
M I J L E N OF LAGE, ZACHT GLOOIJENDE BERGHELUNGEN ALS
E E N EENTOONIG KLEED OVERDEKT.
Verscheidene andere even hoog, ja, nog hooger groeijende grasi
0
Sl
i<
m
i
!f• bitr • - SF
te>.