
Vierde zone. 658 Goenoeng-Ajang. Vierde zone. 059 Gociioeng-Ajang.
vorraen, als het wäre, een onoverkornelijk bolwerk tusschen dit
gebergte en de bewoonde vlakteii van het laagland.
Oogenschijnlijk is de koningstijger niet in Staat geweest, aan
de verbazende vermenigvuldiging der herten paal en perk te stellen.
Voor zeker mag het worden gehoiulen, dat deze minnaar van het
heete klimaat zieh slechts door de gemakkelijke prooi die hij hier
vindt, in het koude hoogland heeft laten lokken ; wat de paauwen
betreft, deze zijn hera waarschijnlijk hierheen gevolgd om eene
dergelijke reden, als ik vroeger, bladz. 508, heb aangetoond.
Herhaaldelijk wordt onze aandacht getrokken door het buitengewone
getal beenderen van herten, die op den bodem van dit
hoogland allerwege verstrooid liggen , en zulks is des te opmerkelijker,
dewijl in de wildernissen van het laagland, zelfs ter
plaatse waar zeer talrijke herten zieh ophouden , nimmer beenderen
t a n deze , noch van andere dieren worden gevonden ; — zou dit verschijnsel
niet kunnen worden verklaard door het volslagen gemis
van mieren, termiten, benevens andere vernielende insekten,
waarvan op dit koudere plateau des G.-Ajang geen spoor wordt
aangetroffen, maar die in gene zone, in het heete laagland in eene
ZOO ontzaggelijke hoeveelheid voorkomen en die alle dierlijke overblijfselen
verteeren, ten gevolge waarvan deze laatstgenoemde in
een ongeloofelijk körten tijd uit het oog verdwijnen?
Ik Vrees, dat het bezoek door mij , in 1844, den G.-Ajang gebragt
en waarvan de uitkomsten te Bësoeki en in andere, nabij
gelegene plaatsen niet onbekend zijn gebleven, de verdelging
dezer arme herten zal na zieh slepen en de aanleidende oorzaak
zal zijn geweest, waardoor hun paradijs in den G.-Ajang, vroeger
of later, wordt vernield. Reeds körten tijd na mijn bezoek
werd er een weg gebaand , een kleine Pasanggrahan in het hoogland
opgetrokken en werden jagtpartijen gemaakt.
«Kultuur is de ondergang der botanie;» dit zijn de woorden
van een beroemde, sedert lang gestorven kruidkundige, die zijn
verdriet gewoonlljk op deze wijze te kennen gaf, wanneer hij
op zijne botanische uitstapjes eene zeldzame plant niet meer kon
vinden ter plaatse, waar hij ze vroeger in menigte had aangetroffen.
Met een gelijk regt kan dit van de wilde dieren gezegd
worden die zieh van planten voeden en die, wanneer zij verdelgd
worden, op hunne beurt weder den ondergang der roofdieren ten
gevolge hebben, waaraan zij tot voedsel strekken. De schoonheid
der natuur wordt vernietigd door het toenemen der bevolking en
der hebouwing des bodems. Eentoonigheid komt in de plaats
der verscheidenheid en schilderachtige afwisseling van vormen.
Deze heerlijke, met een overvloed van bloemen bedekte boschjes,
deze grasvelden vraarop zieh groepen van woudgeboomte verhelfen,
verlevendigd door eene menigle van verschillende dieren , hoe uiterst
boeijend, hoe liefelijk doen zij zieh aan het oog des reizigers
voor! Maar, helaas! zij zullen eindelijk vervangen worden door
het floragebied, dat in midden-Enropa alle anderen heeft verdrongen,
door den eentoonigen, akeligen akker, dien nien niet zien
kan zonder den wensch te koesteren, zoo ver en zoo spoedig
mogelijk van daar verplaatst te zijn, en waarop men niets ontwaart
dan vervelende, door de beschaving bedorvene menschen,
die zes dagen in de week het ploegijzer volgen , de natuur uitroeijen,
des zondags in de kerk gaan , geboren worden en sterven.
Dit is het einde van het lied, waaraan de gansche natuur hare
offers bragt.