
Dcrcle zone. 502 Eorste gebied. Dei'do /.one. 505 Herste gebiod.
, i ' ;
Ml'
Oroe mögmal: Tetranthera rubra Nees, Oeroe id j o e : Tetranthera
lucida HUSSIC. , Oeroe minjak: T. resinosa Nees, Oeroe
mörang of mangga: T. angulata Nees, Oeroe mädang: Tetranthera
elliptica en Polyadenia Madang Nees, Oeroe i r i s : Phoebe
excelsa Nees, Oeroe berit en Oeroe lilin: Mastixia trichotoma
en pentandra BI. , en Oeroe mentek, dieinsgelijk Ki bedas wordt
genoemd: Persea Pseudo-sassafras Zoii. et M. (Sassafras Parlhenoxylon
Nees), waarvan het hout, benevens alle andere deelen van den
hoog groeijenden boom, zieh kenmerkt door den sterken reuk,
dien het verspreidt, in welk opzigt het van nablj overeenkomt
met het echte sassafrashout (Sassafras officinale Nees of Laurus sassafras
L ), hetwelk uit Noord-Amerika aangebagt wordt.Totdevoornaamste
en meest algeraeen voorkomende boomen dezer familiebehooren
wijders Daphnidium caesium Nees, Litsaea triplinervis ßi. en drie
kaneelsoorten Ki tedja: Cinnamomum sulphuratum Nees(G.javanicum
aiior.), Ki sen tok: Cinnamomum sintoc ui. ;deze boomlevert
de aromatische bast in de apotheken der inboorlingen, bekend onder
de benaming Koelit sentok, benevens Kajoe manis djawa, s. Ki
a m i s djawa: Cinnamomum Kiamis Nees, het zoogenaamdeJavasche
kaneel, (1) hetwelk echter, wat betreft de fijne, aromatische
bestanddeelen, verre beneden het echte kaneel behoort gesteld te
worden. Kenmerken zieh alle opgenoemde Laurineen door hetheldere,
menigwerf geelachtige groen hunner groote, meerendeels
lederachtige bladeren en den levendigen glans, welken zij aan de
bovenzijde bezitten, vormen zij fraaije, hoezeer ijle loofkroonen,
die zieh verhelfen op een lijnregten stam, welke 60, 70, ja, bij
Velen 80 voet en hooger groeit, gelijk onder anderen het geval is
met Oeroe m^rang (Tetranthera angulata), zoo missen zij aan den
anderen kant, even als de Amentaceen en het meerendeel der opgenoemde
boomen, den tooi van fraaikleurige bloemen, dewijl zij
niet dan onoogelijke, kleurlooze bloemtjes dragen.
Maar eenige andere boomen, behoorende tot de familie der Ternstroemiaceen,
welke tusschen de vorigen opgroeijen en fraaije
(1) lUjoe m. of Ki s. (hout). maiiis m. of amis s. (zoet) is de inlandsche benamiug van
kaiicel.
bloemen dragen, vallen des te eerder in het oog, trekken des te
meer het oog des reizigers tot zieh door hunne levendiggekleurde
Witte of rozenroode, tamelijk groole bloemen en zulks des te zekerder
naar gelang het tal van dergelljke boomen in het woud
geringer is. Het zijn soorten van het geslacht Saurauja, welke
het talrijkst in de bovenste helft dezer zone groeijen, bij gevolg
worden gevonden in het eigenlijke gebied der Laurineen; zij onderscheiden
zieh niet slechls van de Amentaceen en Laurineen door
hunne helderkleurige bloemen , maar van de laatstgenoemden insgelijks
door hun buitengewoon harig en bemost uilerlijk. De grove,
ruwe, gespletene schors der stammen en takken is gewoonlljk
van den bodem tot in de loofkroon met mos bedekt; hier
tusschen ontwaart men de bloemen van het geboomte, die deels
aan de stammen zelven of aan de hoofdtakken er van worden gevonden.
De duidelijk herkenbare vorm hunner bloemen, de groote,
dwars geaderde en aan den rand gezaagde bladeren, — welke
eigenschappen de 14 tot heden bekende soorten van het eiland
Java gemeenschappelijk bezitten, — hebben hun in het stelsel
der inboorlingen een algemeenen geslachtsnaam verschaft;
de Javanen noemen ben Oemboel oemboelan, de Soendanezen
Ki léo, terwijl zij de verschillende soorten door een daaraan
toegevoegden bijnaam onderscheiden, in welk opzigt echter minder
regelmatigheid wordt opgemerkt. Tot de voornaamste soorten,
welke het meest algemeen voorkomen, behooren Saurauja leprosa
Khs., pendula ßi., Blumeana Spt., nudiüora, cauliflora en bracteosa
DG. Een boom, welke met dergelijke, witle bloemen is gesierd,
dien wij reeds in de vorige zone hebben leeren kennen,
waarin hij algemeener verspreid wordt gevonden dan hier het geval
is, namelijk, de Poespa-boom (Gordonia Wallichii), groeit aan
de hellingen van verscheidene bergen tot in de nabijheid van de
bovenste grens dezer zone en wordt alsdan aangetroffen in gezelschap
zijner familieverwanten, de Saurauja-soorlen, welke aldaar
hare lievelingszone vinden.
Tot de hooge woudboomen dezer zone behooren twee palmeti
S o e w a n g k o e n g 5. : Caryota propinqua en furfuracea BI.; het
schijnt, dat zij nergeus eiders dan in i'Feii-Java lehuis behooren;
f