
mm
..<a3
Yoorrede der T>veede llitgave.
m
gr
f i
in Nederland van al wat schoon en nuttig op 't gebied
van Avetenschap en kunst wordt voortgebragt, Aviens
aanmoediging: in mime mate aan dezen arbeid ten deel
viel en dankbaar wordt herdacht
Zijnen onderdanigen Dienaar,
F. JUNGHUHN.
Toen ik in November, 1849, de eerste ailevering van dit werk
met eene korle voorrede in het licht gaf, durfde ik mij niet met
de hoop vleijen, dat eene tweede uitgave er van zou vereischt
worden. Vele hinderpalen, die de publicatie van dit werk beletteden,
moesten door mij uit den weg worden geruimd; ik moest den
tegenstand verwinnen van personen, die sedert een paar dozijn
jaren gewoon zijn alle vruchten van reizen, ter onderzoeking der
natuur in Negrlandsch Indie op kosten van het Gouvernement
ondernomen, als hun eigendom te bezigen, en die de pogingen,
door mij aangewend om de vruchlen van mijn arbeid zelf in het
licht te doen verschijnen, trachtten te verijdelen.
Ik gevoelde geene roeping om, bij het optredenvoor het publiek
met een wetenschappelijken arbeid, zulks te doen als de dienaar
van een medenatunronderzoeker en ik was niet onbescheiden
genoeg om den wensch te koesteren, dat mijn geringe arbeid
zou worden opgenomen in zulk een kosthaar werk als de «Verhandelingen
Over de Natuurlijke geschiedenis der Nederlandsche
overzeesche bezittingen , door de leden der Natuurkundige Commissie
in Indie en andere schrijvers; uitgegeven, op last van den Koning,
door 0. J. Temminck en geredigeerd door J. A. Sussanna, Leiden.
1839—1844. /"o/i'o.» Met een voorberigt van C. G. C. Reinwardt,
C. J. Temminck, Carel Lodewijk Blume, en J. van der Hoeven.