
Kersle zoilo. 316 Zovoiide gobied.
als eeiie andere zee omringt, hier in kromnie bogten en straLen
zieh (loor de hosehjes heenwendt, giiids als een eng kanaal lusschen
Iwee nabij elkander staande woudgroepen door loopt, en zieh vervolgens
weder tot eene grasvlakte verbreedt, die zoo ver bei oog
kan reiken volkoraen vlak en borizontaal is. Sebooner, sierlijker
park laat zieh nergens aanschouwen. Het is een doolhof van grasvelden
en daarin verstrooid liggende, of lange meandriseb gebogene
of tot kleine groepen verdeelde bosseben, waartusschen de wandelaar
ligtelijk bet spoor bijster virordt. — De volgende boomen, beboorende
tot het negende gebied, — deze zullen wij later leeren
kennen, — worden in deze woudgroepen veelvuldig aangetroffen,
als Adambea glabra, Colbertia obovata, benevens Dillenia speciosa;
— uit het twaalfde gebied treffen wij alhier aan Uvaria
Biirahol, Arenga obtusifolia, zoo mede verscheidene Ficus-soorten
met bun schoon nederwaarts bangend loof, — terwijl wij van de
vroeger reeds vermelde gewassen bet menigvuldigst de navolgenden
ontwaren : Areca Nibung, — deze groeit in de nabijbeid van het
Strand, — Climacandra obovata, Cycas circinalis, Marquartia globosa,
benevens de palmen Ki oera, Sarai en Wiroe, zoomede
eene kleine, fraaije Pandan-soort, welke kleine, smalle bladeren
lieeft: Pandan djingkang. Verscheidene gedeelten dezer bosebjes
bestaan uit Bamboes ; in het kreupelhout worden vele Scitamineen
aangetroffen, terwijl Rotan-ranken en andere lianen een vlecbtwerk
in bet woud vormen. Hier en daar verheft zieh een boom : Kl
bodas s, , die zieh kenmerkt door de groote bardbeid van zijn
bout en zijn gladden bast, welke witachtig grijs van kleur is en
afschilfert gelijk de bast van een berkenboom.
Niet slecbts door zijn habitus, maar insgelijks door bet tal van
individúen, waarin hlj in de Tji-Letoek-vlakte wordt aangetroffen,
onderscheidt zieh een boom, dien de Soendanezen Boemboelan
heeten, boven alle vroeger genoemden. In dat gedeelte der vlakte,
waar zij aan den voet des ringmuurs grenst, vormt dit geboomte
alleen gansche bosebjes, die een hoogst eigenaardig uiterlijk bezitten.
Men aanscbouwt slanke, doch kromme en berhaaldelijk
verdeelde stammen, welke in even zoo gekronkelde, slangsgewijs
gebogene en wijd uiteengroeijende takken overgaan; deze zijn
riiffif
Herste zone. 517 AciiUlo gebied.
begroeid met groote bladeren, die een yl loofgewelf vormen,
dat eenige overeenkomst beeft met de kroon van elzenboomen.
Niettegenstaande deze boom slecbts ter boogte van 20 à 50 voet
opwast, ZOO laat zieh de groote overeenkomst, welke bij in habitus
heeft met den Djati-boom (Tectona grandis), reeds op bet eerste
gezigt bespeuren, hoewel deze laatste eene driewerf grootere boogte
bereikt. Doet zulks het vermoeden ontstaan, dat beide soorten
met elkander verwant zijn, dan vindt men zieh in zijne verwacbting
niet geheel te leur gesteld, want die laag groeijende boom
behoort tot dezelfde familie als de Djati (Verbenaceae), is, namelijk,
Premna tomentosa Wiiui. De bodem der bosschen, welke dit geboomte
vormt, is vochtig, en zijn dünne, helderkleurige bast is
met groen bedekt.
«11 ' •
I i
1 ;
ACHTSTE GEBIED.
YLAKTEN MET KÖRTE GRASSOORTEN BEGROEID.
DE FLORA DER DROOGE, MET KÖRTE GRASSOORTEN BEGROEIDE VLARTEP«
EN BENEDENSTE GEDEELTEN VAN ZACHT GLOOUENDE BERGHELLINGEN,
GRASPLEKKEN, •— WELKE HIER DE PLAA'iS BEKLEEDEN
DER NOORDELIJKE WEIDEVELDEN.
Onder de grassoorten worden het meest algemeen de volgende
aangetroffen, als Chloris barbala s«.. Eleusine indica Gnn.,
Poa amabilis l. , Zoysia pungens wüid. en Andropogon acieularis
Rtz. ; de laatstgenoemde grassoort is den wandelaar menigwerfzeer
binderlijk, doordien de spitse aren (spiculae,) die bij eene ligte
aanraking den spil loslaten, zieh bij bonderden aan zijne kleederen
hechten. Tusschen de vorigen treft men aan Gyperus (Kyllingia)
leucocephalus Hassk., met zijne witte boofdjes en de zilverarige
Gelosia argentea l. — Djoekoet tjalinljing s.: Oxalis repens
Thunb., Daon mamaniran : Euphorbia thymifolia wiiid.,
D j o e k o e t mata kèjoep: Mimulus javanicus bi., en Lippia nodiflora
Roh., kruipen tusschen de vroeger genoemden in het rond.
Hier en daar vallen de blaauwe bloenien der Commelyna bengalensis
L. en salicifolia Roxb. in het oog, welke in het gras verho