
11'
S ' I
160
benedenhet niveau der zee gedaald : - 1. de benedenhelft van hei
dal der Tji-Mandiri, hetwelk wordt herschapen in een smallen
zeeboezem, ter wederzijde door bergen begrensd; - 2. de baren
des oceaans yolgen den loop der Tji-Sokan en der Tji-Taroem van
de zijde van Krawang en bedekken Radja mandala, benevens die
gedeelten van Tjandjoer, welke het naast aan de eerstgenoemde
vlakte grenzen; - 5. längs den loop der Tji-Manoek wordt Pawenang
overslroomd; - 4. ook de vlakten van Tjiamis, Singaparna
en Mangoendjaja (Soekapoera) worden door de wateren bedekt,
die het vlakke dal, gelegen tusschen den G.-Geloenggoeng en den
Sawal binnen stroomen tot in de nabijheid van Tasik malajoe ,dat
zieh nu ter naauwernood boven den Spiegel der zee vertoont.
In de residentie Tjeribon worden de meeste centraaldalen, tusschen
de parallel-keten, ten znidoosten van den G.-Tjerimai, m
zeebekkens herschapen, die van rondso.n door hooger rijzend land
ziin afgesloten en slechts door middel der enge rnimte van poorten,
dwarskloven door bergketenen, (1) met den Spiegel des oceaans
in verbinding staan.
In de residentie Kadoe daalt het dal der Kali-Elo en dat der
Progo ten deele onder den Spiegel der zee, ten gevolge waarvan
de middenste bergrug dezer residentie, waarop Magelang ligt,een
schiereiland wordt; ook de waterscheiding van Prambanan wordt
door de zee bedekt en de beide zeeboezems van Jogjakerta enSolo
vereenigen zieh. , • j •
Maar nog grootere veranderingen zullen wij opraerken in dat
gedeelte van Java, dat oostwaarts van den Oengaran en den Merbaboe
ligt, want hier eindigt het uitgestrekte bergachtige eiland,
dat van den G.-Bongkok en den Salak tot op dit pnnt ¿¿n aaneen-
..eschakeld geheel vormt. BLjna de gansche noordelijke helft van
Java die geheel en al uit deelen der neptunische formatie wordt
gevormd, is aan het oog onttogen, en niets is aldaar meer zigtbaar
van het voorraalige land dan de zuidelijke neptunische geborgten,
die zieh, algemeen genomen, van het west ten noorden
naar het oost ten zuiden, derhalve zijwaarts van de vroeger ver-
;l) Kleine Dardanellen.
161
melde kegelvorraige eilanden, uitstrekken, en ¿¿n of meersinalle
kämmen ten zuiden van dezelven vormen. Reeds drie tusschenzadels
dier kegels zijn overstroomd geworden, nameUjk, die, welke gelegen
zijn tusschen den G.-TSngger en den Lamongan, den Ajang
en den Raon, en den Ajang en den Ringgit, (1) ten gevolge waarvan
de beide laatstgenoemden, zoo mede de Raon- Idjen- en Rantegroep
zieh insgelijks in den vorm van eilanden verhelfen uit de
omringende zee.
De centraalvlakten van Soemedang, van Tjandjoer en Soekaboemi,
welke zieh uitstrekken tot aan Tjitjoeroek, die vanGaroet,
Bandong, Tjiawi, (2) van Noord-Kadoe, van Ambarawa, zoo mede
het regentschap Malang, tusschen den Semeroe, Kawi euArdjoeno
gelegen, zijn allen bij het peil, hetwelk de zee thans bereikt, nog
droog land.
5.
Yijfde toestand. Daalt het eiland twee duizend voet beneden het
tegenwoordige niveau der zee, dan zullen ook de onder n°. 4 van 1
tot 6 opgenoemde bergtoppen, die zich in de residentie Bantam
verheifen, onder den spiegel der zee verdwijnen, met uitzondering
van den G.-Alimoen en den G.-Bongkok; deze beide bergen vormen,
¿n vereeniging met den G.-Salak, het derde eiland der meerofmin
aaneengeschakelde groep, indien wij, van het westen naar het
oosten voortgaande,den G,-Poeloesari het eerste en deuG.-Karang
het tweede eiland noemen.
De zee stuwt hare baren reeds over den verbindingsrug tusschen
den G.-Salak en den Gede; even alshet gevalis met de Salak-groep,
omspoelt zij den Ged6, benevens zijn uitgestrekten, noordoostelijken
voorberg, den Megamendoeng, welke nu het vierde eiland vormen.
Het schoone, breede dal, ten noorden begrensd door den voet der
IN .i l!f
(1) Indien de zadel, tusschen den Ajang en den Ringgit, hooger ligt dan 1000 voet
boven het nulpunt, zal zulks hoogstens een k twee honderd voet bedragen.
(2) Dit is het vlakke dal, hetwelk ingesloten ligt tusschen den Goenoeng-Geloenggoeng
en den G.-Sawal; het strekt zieh uit ten noorden van Tasik malajoo, en is het
iioogste gedeelte van het Tji-Tandoei-dal. ^ ^
iIii«i.
Ii
ii-j r