
l!
j
•3 t:
•1 1
•i -l
-yi S
' i U - !
een nlgcmeen (A.) eii in eeii bijzontler gcdeelle (B.); in beiden zullen
wij de vier zonen achtereenvolgens van het Strand der zee lol
aan de toppen der bergen naauwkeurig in oogenscliouw nemen.
Uithoofde echter de algemeene scbildering der Flora, door ons in
het eerste gedeelte ontworpen, in de natuur nergens in dien ahslracten
vorm voorlcomt, gelijk v^'ij dien hebben afgemaald, ten einde
het karakteristieke van elk der zonen te doen uitkomen , tot een
geheel te vereenigen, en een overzigt over den onmetelijken rijkdom
der afzonderlijke vormen mogelijk te niaken, zoo hebben wiJ
het noodzakelijk geacht ook dit gedeelte televeren, ten einde
op die wijzc aan te vnllen, hetgeen in het voorafgaande gedeelte
ontbrak, zoo getrouw mogelijk, in de door ons ontworpeneschildering
al de schakeringen der natuur op te nemen, die zij in de verschillende
oorden menigwerf met zulke duidelijke, schoone trekken
weet te malen om ze laier, gelijk de akkers van eene uitgeslrekte,
rijk bebouwde landslreek , tot een g r o o t , pliysiognomisch geheel te
doen zamensmellen. Wij hebben zulks te meer geraden geacht, dewijl
de vormen , de typen, die als de heerschende typen mögen beschouwd
worden in zekere gedeelten en zonen der Flora, zieh in de natuur veelvuldig
met elkander vermengen, en nu eens hooger , dan weder lager
worden aangetroifen e,n daarenboven vele slreken in dit opzigt bare
plaatseUjke eigenaardigheden bezitten, waarvan wij in het algemeene
heeld (onder A.) geene schildering konden leveren ; wij gevoelden ons
daarloe te eerder genoopl uithoofde het niet alleen het plantenrijk is,
hetwelk de physiognomie der natuur daarslelt, maar dewijl tevens
de vormen van bergen en rotsen, van dalen en beemden hei hunnc
daarloe bijdragen en aan de andere zijde de meteorologische verschijnselen,
de temperatuur, de wijze waarop zij door de zonnestralen
worden verlicht, het wolkendak ofde helderheid des hemels
daarop mede invloed uitoefenen, er kleur en toon aangeven.
De meest geschikle wijze van voordragt voor dit tweede gedeelle
is , naar het mij toescheen , de verhalende slijl. Nu eens zullen wij
den lezer verzoeken zijn paard te doen zadelen , of, waar geen gebaande
weg wordt gevonden, waar eene maagdelijke, Woeste natuur
zieh vöör ons uilbreidl, dan zullen wij hem uilnoodigen den
201
reisslaf ter band te nemen , ten einde ons te begeleiden op onzen
logt door de verschillende oorden en landslreken, die wij hem als
lypen wenschen af te malen. Wij zullen dan elke der vroeger vermelde
4 zonen nogmaals, doch afzonderlijk in oogenscliouw nemen ,
nadal wij er reeds eenmaal, in de afdeeeling A, een algemeenen
blik op geworpen hebben, — op verschillende piaatsen zullen
wij hutten opslaan, en aldaar gedurende eenigen Ujd verwijlen,
ten einde ons in de gelegenheid te stellen zekere landslreken, zoo
mogelijk , in al bare eigendommelijkheden te leeren kennen. Van
elke der vier zonen zullen wij op deze wijze een zeker aanlal
afzonderlijke beeiden of naluurschilderingen ontwerpen, die wij mel
Arabische cijfers zullen nommeren.
Ten einde den lezer een beeld voor oogen te stellen van het
karakler der vegetatie eener landstreek , zullen wij slechls de meesl
kenschetsende vormen schilderen; onder deze soorl zullen wij al die
planten rangschikken, welke zieh kenmerken door eene bijzondere,
door eene in het oog vallende eigenschap, zoo als, bij voorbeeld,
door hunne eigenaardige gedaante, grootte, door de scboonbeid
van hun loofgewelf, de kleurenpracbt hunner bloemen of doorhun
veelvuldig, groepsgewijs voorkomen, terwijl de volledige opgaaf
der overige planten en gewassen wordt beschouwd niel loidUwerk
te hehooren, maar wordt geacht een deel uil le maken der systematische
beschrijving eener Flora. Die planten echler, welke door
de voortbrengselen, die zij opleveren, eenigen invloed uitoefenen
op de maatschappij of zulks welligt laier zullen doen, ook die
zullen wij in onze beschouwing opnemen. Ten opzigle van den
gang der beschouwing, dien wij hier volgen , zijn de overigen voor
ons niet van meer belang te achten dan ballasl voor een schip; zij
dienen ons tot niets anders dan om te vullen, — als brandhout,
— alsloof, dat de somberheid van het woud vermeerdert,
de dikte van het bladerengewelf doet toenemen , zonder dat eenigc
andere nullige eigenschap zijn innerlijke waarde verhoogt.
Behoort het meerendeel der gewassen, die de Javasche flora
uilmaken , toi de boomsoorten ; in nog uitgeslrekteren zin is zulks
bei geval met die planlen, welke hier in aanmerking komen,die.
,« I
f f - ' .
.i:
i
' M
i,'
t ('
Mn
- L