
tiersto zone. 552 Twaalfde gobied
S
. Î f
worden heschouwd, dal geheel van plaatselijke omslandigheden
al'liangt; wal belreft de Q. eucleisacarpa Khs., deze wi jkt door hären
papierachligen kelk, die de vrucht bijna geheel enalomsluit, zoo
zeer van alle andere soorlen van dit geslacht af, dat zij gevoegelijk
als een afzonderlijk geslacht mag worden heschouwd. Ik vond dezen
boom , op J ava , nergens dan aan de hellingen der bergen in de
nabijheid der zuider kust in Banlara en in Djanipang koelon.
Het tropische wond, dat uit zoo vele verschillende boonisoorten
beslaat, verheft zijn loofgewelf allerwege niet even hoog ; gemiddeld
genomeu bereikt het eene hoogte van 70 à 80 voet, doch enkele
reusachtige boomen reiken , j a , ^ gedeelte hooger. Ziet men
van een hooger gelegen standpnnt op een dergelijk wond neder,
dan doen deze reuzen onder het geboomte zieh aan het oog voor
als de hoog gewelfde koepels van kerken, die zieh verre verheiFen
boven de daken der huizen in eene groote stad. Tot deze reusaclitige
boomen behoort eene soort uit de familie der Sapotaceae,
D j e n g k o l : B'limusops acuminala BI., henevens twee soorten u i t
de reeds vroeger genoemde familien (Bignoniaceae en Sapindaceae),
namelijk, Ki b a d a l i : Spathodea gigantea ßi.; deze boom verheft
zijne kroon zoo hoog boven den bodem des wouds, dat men ter
naauwernood in slaat is zijne lange, peulvormige doosvruchten en
bloemen, hoe groot en fraai gekleurd zij ook mögen zijn, met het
bloote oog te onderscheiden, wanneer men den blik opslaat naar
het loofgewelf, dat er mede gesierd is; wijders behoort hiertoe Ki
l è n g s e r : Irina glabra BI., waarvan de stam aan zijn voet uit straalvormig
zamenloopende lijsten bestaat, die zieh tot eene kolossale,
hoogrijzende zuil vereenfgen, welker top gekroond is met een loofgewelf,
waarvan de oppervlakte eerst 120 voet boven den bodem met
bloemen is gesierd. Vele andere boomen, welke aan deze en aan de
volgende zone eigenaardig zijn en tot de verschillendste familien behooren,
hebben een stam , die aan zijne voet in dergelijke straalvormige
lijsten uitloopt. Uithoofde zij ongeveer de dikte hebben van eene
stevige plank en in h a a r middengedeelte omtrent zoo ver van den
stam uilsteken — zoo breed zijn, — dat er eene icÄtj/uitgesneden
kan worden ter grootte van een gewoon wiel van een wagen,
ZOO bedienen de Javanen er zieh gewoonlijk van om de schijfvorlierste
zono. 355 Twaall'dogebied.
raige räderen hunner Pëdati's uit te vervaardigen. — Verre het
grootste aantal der genoemde boomen heeft zuilvormige stammen,
die, 50, 6 0 , en de grootsten zelfs ter hoogte van 80 voet lijnregt
oprijzen, alvorens zij zieh in takken verdeelen.
De vijgenboomen maken hierop echter eene uitzondering. Onderscheiden
zieh de andere boomen door de hoogt e , welke zij bereiken
of door de schoonheid hunner bloemen, die het oog des reizigers
tot zieh trekken, de meeste Ficus-soorten daarentegen kenmerken
zieh bij mindere hoogte door den grooten omvang, de buitengewoone
digtheid van hun loofgewelf, de schoone, groene kleur
hunner bladeren, die de verkwikkendste lomraer in het rond
verspreiden. Hunne kroon vormt als het wäre een geweif, d a t
verre in het rond neêrwaarts hangt, j a , menigwerf in bogen tot
habij de aarde reikt; onder een dergelijk groen dak rust de reiziger
het liefst uit om zijn maaltijd te doen met de spijzen, die
hij heeft medegevoerd. Dan ontsteken de Javanen vuren of legeren
zieh tusschen de luchtwortelen , die afwaarts hangen van de lange,
horizontale takken en bij honderden in den bodem zijn doorgedrongen,
waar zij even zoo vele nevenstammen hebben gevormd.
Zij strekken tot steun aan de takken en omgeven als zuilengangen
den hoofdstam, die op zijne beurt uit niets anders bestaat
dan uit verscheidene tientallen van dergelijke dooreengewarde
en zaâmgevlochten nevenstammen. Op die wijze verkrijgt een
Ficus-stam eene middellijn van 20, 50, ja, menigwerf van verscheidene
honderd voet, hij vormt een vlechtwerk, een traliewerk,
dat de onderste, horizontaal uitgestrekte takken met den bodem
verbindt, in het midden openingen, als het wäre deui'en en vensters
heeft, waardoor men kan heenkruipén en in het rond met
zuilengangen is versierd, waar tusschen men zijn togt kan voortzetten.
— Het zijn vooral de s tammen der Ficus elastica Roxb/,
welke in dier voege uit een aantal in een gedraaide luchtwortelen
en nevenstammen zijn gevormd. Rüsten jonge boomen van die
soort op duizend lijnregt gegroeide zuilen, welke bij eene middellijn
van den boom van 500, ja, van een grooter aantal voeten, slechts
i..* 1
m i' I
(1) Pedati: karren met twee räderen, die door biiffels worden getrokken.
2 8 I p s t î
ilr M
il