
Dorrte xone. ä24 Eersle gebiert.
N4 l(
' i
Niet minder verdienteeneBamboes-liane, Awi ol ol i . :Bambusa
elegantissima Hassk. , onze aandacht, welke in deze zone wordt aangetroffen;
zij groeit slechts in eene enkele Streek des eilands,
L m e l i j k , op de vlakke hooglanden, welke ter hoogte van 4500
à 5500 voet bezuiden den G.-Malawarzijn gelegen en metdigte.oorspronkelijke
wouden zijn overschaduwd , waarin de koffijtuinen ;
benevens de Pasanggrahan-Pengalengan worden gevonden. De halmen
dezer Bamboessoort zijn, beneden in het woud, ter plaatse waar zij uit
den grond onlspruiten, zelden dikker dan l i duim ; in het midden
hebben zij ter naauwernood de dikte van een vinger en zijn aan
hunne gemeenschappelijke basis bij wijze van bundels vereenigd;
uit dat punt gaan bonderden van deze biiitengewoon danne halmen
uit, die zieh weldra van elkander verwijderen, het geboomte
omslingeren en tot in de hoogste toppen er van opklimmen;
zij splitsen zieh allengs in dünnere twijgen, die slechts de dikte
hebben eener penneschacht, waaraan de fraaiste, fijnste bladeren
van eene licht groene kleur, in bossen vereenigd, bij wijze
van guirlandes en in bogen van de toppen der boomen naar beneden
hangen. Ondoenlijk is het zieh iets sierlijkers voor te stellen
dan het geboomte dezer wouden, wier stammen beneden aan den
grond omgeven zijn met de bundels der dooreengewarde, zoo buitengewDon
dünne Bamboeshalmen, terwijl hunne takken tot hoog
in het loofgewelf met zachte , fijne bladerenbossen en guirlandes
der Awi ol ol zijn behangen; elk w indtogl j e , hoe zacbt ook,
veroorzaakt een gestadig geruisch in dit luchtige, ligie loof, dat
menigwerf ter lengle van 30 à 40 voet van de toppen der boomen
afwaarls hangt en al schomraelend heen en weder wordt
bewogen.
Boomp»rasleien. Gelijk de tweede zone veel rijker is dan
eenige andere in tal van paddestoelen en a l d a a r , vergelijkenderwijs
gesproken, insgelijks eene grootere meuigte varens wordt
gevonden, die worlel schielen in den grond, zoo mag deze zone
worden beschouwd als het eigenlijke gebied der vlechten , mossoorten,
varens en Orchideen, die aan de stammen en op de twijgen
van het geboomle groeijen, want in geene andere zone ontwikkelen
zij zieh zoo welig, in zulk een tal van soorlen en individúen
als het geval is.in deze derde zone, in de zone der wolkennevei
ü
Dorrte zone. 525 KersLe gebiert.
len. Hier in deze wouden, die vochtiger zijn dan alle anderen,
vindt men de stammen en twijgen van alle boomen met groene
woekerplanten overtogen; nu eens vormen zij een vlak en
breed bekleedsel, dan weder dikke kussens, eiders hangen
zij in lange bundels aan de twi jgen, waardoor het woud al
hei uilerlijk verkrljgt als wäre het met eene ruige pels bekleed.
Zelfs de Cissus-stengels, die in den vorm van dikke koorden
van de boomkroonen afwaarls hangen en vrij in de lucht
ginds en herwaarls schommelen, zijn mel Jungermannien en loofmos
bedekt.
Vorrat het fraaije loofmos Aerobryum speciosum Dz. et Mb. hier en
daar 2 ä 3, ja, somtijds 5 voet lange, zachte draden, die tusschen
Lycopodium squarrosum Forst, aan de takken hangen en door den
wind worden bewogen, —• Hypnum-Macromitrium en andereloofmossoorten
groeijen als dikke, bruinachlig groene beddingen op de
twijgen, die builendien met eene groote menigle varens enLycopodien:
Lycopodium calaphraclum Wiiirt., Davallia pedata Sw., benevens
Niphobolus-, Anthrophyum-, Acrostichum-, en honderd andere
varensoorten, welke tot de verschillendsle geslachten behooren,
ZOO digt zijn overtogen, dat de wortelen en vleezige knollen der
Orchideen in deze varen- en mosbeddingen een steeds vochtigen,
vruchtbaren bodem vinden, waarop zij allerweligsl gedijen, zoodat
slechts hier en daar ter naauwernood een klein plekje overblijft
aan de korstmossen (Lichenes), om hunnen thallus uil te breiden of
van waar zij, namelijk, de Usnea-soorlen , als lange, geelachtig
bleeke bossen en draden vrij afwaarls kunnen hangen. (1) Het
schijnt als slreden al deze verschillende familien, loof-, lever- en
korslmossen, varenkruiden en Orchideen, die gezamenlijk door
honderden van soorlen zijn vertegenwoordigd, om de plaals, die
zij aan en op het geboomle beslaan, helwelkzij te rekenen van de
wortelen somlijds tot aan den hoogslen top bedekken. Door hunne
"i
(1) Uithoofrte van den weligen groei der varens en niossoorten , is het aantal boomvleohten
(korstmossen) in deze zone minder groot dan in de volgende. Deze familie (Lichenes) is in
mijn herbarium nog niet bearbeid, zoodat ik thans nog niet kan opgeven , welke geslachten
en soorten alhier de overhand hebben. Het aantal boomvlechten op Java is groot en er
worden uitstekend fraaije en schoon gekleurda soorten onder gevonden.