
152
maal, door akkerbouw en veeteelt, niel een gelukkig aanzLjn
kiinnen genieten !
IV.
) \
Zuidwaarts heen gaat het hoogland van Silanlom, benevens den
Dölog-Dsaoet, lielwelk wij in het vorige profiel hebben afgebeeld,
Over in de bergen, welke het plateau van Sipirok begrenzen. Dit
plateau vornit het oostelljke gedeelte dier streken, welke wij op dit
tegenwoordige Vierde profiel, terekenen van de baai van Tapanoeli,
bijna in de rigting van het westen naar het oosten hebben doorsneden.
Alhier zien wij het zuidelijkste gedeelte der eigenlijke, vrije
(niet onderworpene) Batta-landen en tevens het uiteinde van den
plateauvorm, of der hoogland-formatie van noordelijk Soematra. Op de
bergen, welke wij hier voor ons zien, volgt zuidwaarts heen de
provincie Angkola en vangt het groole paralleldal aan van Midden-
Soematra.
De hoofddoorsnede van de hoogte-kaart n«. IV loopt van Djago
Djago, aan den oever der baai van Tapanoeli, door een gedeelte
der vlakte van Loemoet en van het hoogland van Tapanoeli naar
Sipirok. De doorsnede, welke van den oever dezer baai, namelijk,
van Siboga door het hoogland loopt en tevens het begin van den
weg naar Silindong is , raoet de lezer zieh voorstellen dat naderbij
ligt dan de vorige. Uithoofde de bergketenen van Soematra in de
rigting van het noordwesten naar het zuidoosten loopen en de
beschouvver, op de kaart ziende, den Wik naar het zuiden wendt,
ZOO Staat de naderbij gelegene doorsnede, hoewel zij dezelfde
ketenen I, II doorsnijdt, door welke het hoofdprofiel loopt, op
onze hoogte-kaarten verder naar de regterzljde , dewijl zij
door eene meer noordelijk liggende Streek werd getrokken. Bij
Siboga, tegenover het eiland Pontjang kitjil, verheft zieh de oever
der baai, zonder dat eenige vlakte voor haar is gelegen, steil
opwaarts naar het gebergte, waarvan dat gedeelte, hetwelk door
de baren der zee wordt bedekt, even ongelijk van hoogte is,evenzeer
in toppen schijnt op te rijzen als datgene, hetwelk boven
deszelfs spiegel is opgedreven. Een dergelijke rotstop, «Doengoes
)f
155
nasi» gebeeten, stijgt in de gedaante van een suikerbrood uitden
boezera der zee opwaarts aan den zuidelijken ingang der baai.
Ten einde het randgebergte, dat het plateau van Sipirok omsluit,
duidelijk aan den besehouwer voor te stellen, loopt er op het profiel
nog eene andere doorsnede, welke lichter dan de eerste isgeschaduwd,
namelijk, over den Loeboe radja door de bergen, welke den
zuidelijken rand van de zoo even genoemde hoog-vlakte vormen, zieh
verder oostwaarts heen omwenden en in een hoogen, steil nederdalenden
wand overgaan. Deze wand vormt de grens aan de oostelijke
zljde van het plateau, dat wij. op twee punten, in zijn zuidelijk
en in zijn noordelijk gedeelte hebben doorsneden, ten einde
den lezer eene duidelijke voorstelling te leveren van de snel toenemende
diepte zijner kanaalvormige kloven, in de rigting, namelijk,
waarin het plateau benedenwaarts daalt. Maakten wij reeds vroeger
gewag van den zonderlingen vorm der kanalen in Tobah en Silanlom,
die door scherp afgesnedene wanden worden begrensd en over
wier vlakken, breeden bodem de plateaubeken stroomen, zoo kenmerken
zieh de kloven, welke wij in Sipirok ontwaren, door de
impigewijze daling barer wanden, die, tot op den werkelijken
bodem, een aantal vlakke voorsprongen vormen.
Vöör den noordwestelijken voet des Loeboe radja, — den hoogsten
berg der Batta-landen, — ligt het hoogland van Marantjar,
hetwelk door eene dergelijke, doch veel diepere kanaalkloof dan de
vroeger gemeide wordt doorsneden, en die tot bedding der Aik-
Malakoet strekt.
Aan deze zijde van het hoogland, derhalve digter bij den besehouwer
dan Marantjer, ligt de dalbodem van Sigo poelang. Hij is,
even als de breedere, hooger liggende vlakte van Silindong op het
vorige profiel, slechts een verbreed gedeelte van den dalbodem,
waardoor, tusschen parallelketenen ingesloten, de Aik-Batang toroe
stroomt, welke haar ontstaan verschuldigdis aan de zamenvloeijing
der plateaubeken in Tobah.
%I I '
'•Mn
Hfl
ilrl j
it 141»
•"IV-
.i: r
^ ' • t - r r
1 t - '
III'
#
L
Ü tf
Ilt •