
Ji;'
Ül
r a :
* .
126
De läge neptuiiisclie lanclmassa echter, die zieh vertier noordwaarts,
aan de iioordelijke zijde der Kali-Solo, van den Merhaboe
Lot aan Soerabaja uitstrekt, hebben wij op onze kaart aangeduid.
De Goenoeng-iaiuoe kenmerkt zieh door een hoog voorgebergte,
dat oprijst aan zijne zuidelijke zijde en door eene ijzingwekkende
kraterkloof, welke bijna de gansche zuidelijke helling tot aan het
voorgebergte doorsnijdt; hieruit rijzen rotspilaren opwaarts, die
zieh honderde voeten hoog, in de gedaante van torens verheilen,
en wier toppen met wouden zijn gesierd. Over den zadel, welke
den vulkaan met zijn voorgebergte verbindt,looptvoorbij dedorpen
Gondosoeli en Serangan, waarvan het laatstgenoemde aan den
oever der Telaga-Pasir •— van het «Bergmeer», — gelegen is,een
korleren weg van Solo naar Madioen uit de eene residentie in de
andere.
De Wilis heeft een diep doorkloofden top, die nergens eenig
duidelijk spoor eens kraters meer vertoont, tenzij het bekkenvan
de Telaga (meer), in zijn voorgebergte «Goenoeng-Ngebel», als
zoodanig worde beschouwd, hoewel de Spiegel van het meer slechts
2260 voet hoog ligt.
De Keloet bezit een diep raeer in zijn krater, hetwelk zoo dikwerf
rook en vuurzuilen daaruit opwaarts stijgen, te gelijk met
dezelven wordt nitgebraakt, terwijl zijn zuurachtig water, gelijk
nog op den 16'''"' Mei, 1848, geschiedde, alles heinde en verre
verwoestend, over het omliggende land wordt uitgestort.
In den Kawi vertoont de vlakte Oro-oro ons den bodera van een
voormaligen, reeds sedert langen tijd uitgebluschten krater.
De Ardjoeno kenmerkt zieh door het groote aantal zijner eruptiekegels,
welke in eene rij van het znidoosten naar het noordwesten,
even als schoorsteenen op den nok van een dak, op elkander volgen;
de G.-Walirang is de eenige, welke thans nog rookwolken
opstuwt. Van den voet des Walirang strekt zieh eene keten naar
het Westen uit, waarvan de hoogste top G-Andjesmoro wordt geheeten
, terwijl eene andere keten, G.-Loesonggo, van den noordelijken
voet des Keloet zieh noordwaarts uitstrekt. Door deze ketenen
is het, benevens door de drie vulkanische kegels : Keloet,
Kawi, Ardjoeno, en de verbindingszadels tusschen den Keloet en
den Kawi, zoo mede tusschen den Kawi en den Andjésraoro, welke
laatste G.-Radjeg wesi wordt genoemd, dat het binnenste, vulkanische
hoogland wordt omgeven; de doorsnede van dit hoogland,
waarop de dorpen Ngantang en Bakir liggen, moet de lezer zieh
derhalve voorstellen, dat aan gene zijde, d. i., noordwaarts van
den Keloet en den Kawi is gelegen, doch aan deze zijde van de
Andjésmoro-keten. De weg, welke van Kédiri door het hoogland
voert, gaat over de zoo even genoemde dorpen en loopt verder van
den G.-Radjeg wesi over Sisir in de dalkloof tusschen den Kawi
en den Ardjoeno, naar Malang. In deze dalkloof vereenigen zieh de
beken, welke van de hellingen der kegels afstroomen tot eene enkele
rivier, namelijk, de Kaii-Brantes; zij zet baren loop van daar
voort en beschrijft bijna een vierkant zuidwaarts rondom de zonderling
gevormde groep der drie vulkanen , en rigt zieh van
het genoemde punt eerst naar het oosten, vervolgens naar het
zuiden, daarop naar het westen, eindelijk naar het noorden en ten
laatste andermaal naar het oosten, totdat zij bare monding in de
noorder kust, noordwaarts van den Ardjoeno bereikt. Dat gedeelte
van baren loop, dat zuidwaarts van de vulkaangroep ligt, hebben
wij van Malang af längs Welingin en Blitar tot aan Kédiri op onze
hoogte-kaart voorgesteld. Zij stroomt alhier benedenwaarts längs
den voet van het zuidelijke gebergte, — dat hier niet is afgebeeld,
— tot aan welk punt de voet des vulkaans eene wijd uitgestrekte
, doch met zeer zachte glooijing afdalende woudvlakte
vormt. Wij hebben de doorsnede door het regentschap Malang
oostwaarts voortgezet, en dezelve over Matjan téngah vóór den
zuidelijken voet van den Semeroe heengetrokken, van welk punt
het land allengs lager in de vlakte van Lémadjang en Poeger afdaalt.
De dalvlakte van Malang bereikt haar hoogste punt op den
vlakken tusschenzadel des G.-Ardjoeno en Téngger, waar Desa-Lawang
ligt en van waar de weg naar Pasoeroean, aan de noorder
kust gelegen , dalafwaarts voert.
Ten einde een onbelemmerd uitzigt te verkrijgen op de kruin
van het Tenggér-gebergte, hebben wij den G.-Semeroe, welke regtstreeks
ten zuiden van hetzelve oprijst, op de helft afgebroken.
Zijn noordwestelijke, geslotene top verheft zieh 11 i duizend voet
II'
Ii"
1 aisv -
' !1L' 1'
4
t
i f f fM
^I 'Ít ' I''