
Eorsle zone. 2 5 4 Kulluuv.
•f
jingon van den heer C. G. C. Reimvardt (1) lüt den botanischen
luin te Leiden anderraaal nieuwe planten naar Java waren overgebi
agt — dit geschiedde in 1841 door Dr. Pierot, — is het ge-
Inkt rijpe vrucliten er van te verkrijgen, zonder aanwezigheid van
het Insekt, dat in den oorspronkelijlcen toestand de bevruchting
doet plaats grijpen. Het welslagen der aangewende pogingen is
inen hoofdzakelijk vei-schuldigd aan den hortulanus van den plantentuin
te Buitenzorg, /. E. Teysmann, (2) die de kunstmatige
bevruchting, naar het stelsel van Professor Ch. Marren, (3) te
Lnik, heeft tot stand gebragt, niet dit gelukkige gevolg, dat thans
de gegronde hoop bestaat cm bei aankweeken van vanilla-vrnchlen
op Java tot een winstgevenden tak van handel te maken.
(1) ¡2) (3) Oese zijn de namen , die alhier beliooren vermeld te worden. Het was Professor
Keinwardt, die aauleidiiig heeft gegeven tot het verzenden van nieuwe vanilia-planten
naar Java, nadat de goede uitslag der kunstmatige bevruchting volgens de methode van
Prof. Morren, was bellend geworden terwijl het de heer Teysmann was. die zullcs op
Java heeft ten uitvoer gebragt. — Maar de heer G. L. Blume te Leiden traeht ook
de eer dezer lofwaardige pogingen, althans in schijn, voor sich te verwerven (de
lezer vergelijke bij yoorbeeld een berigt, voorkomende in de Nieuwe Rotterd. Cour, van
den 16den Julij, 1852) , niettegenstaande hetgeen door hem is bijgedragen om debedoelde
planten naar Java te doen overzenden , van zeer ondergeschikten aard is geweest. Leest
men de hoogdravende woorden waarmede hij zijne eigene «Verdiensten» afmaalt (zie
de aangeh. en andere plaatsen), dan is men in het onzekere omtrent de beweegreden,
die men als de hoofdaanleiding tot dergelijke handelwijze moet beschouwen ; men weet
niet of zulks moet worden toegeschreven : aan het volharden in zijne gewoonte om zieh
do vruchten van eens anderen arbeid, den lof, die anderen toekomt, aan te matigen,—
aan de ijdelheid , waarmede hij van zieh zelven spreekt, —of aan de verwaandheid
waarmede hij zieh opdringt en mannen van wezenlijke Verdienste op eene hoogst onvoegzame
wijze traeht ter zijde te sehuiven. — Dit de Bijdragen tot de flora v. Neerl.Indiö,
bladz. 422 en de Rumphia , 1. bladz. 198, blijkt echter ten duidelijkste, dat de vanilla
reeds op Java groeide, tijdens G. L. Blume zieh aldaar bevond , — maar, helaasi de zoo
verdienstelijke man verstond toenmaals de kunst niet om haar vruchten te doen dragen.
« i i b ß f u i ö .
O O R S P R O N K E L U K E , WILDE TOESTAND DER NATUÜR.
EERSTE GEBIED.
FLORA DER KÜSTEN, AAN DE GRENS VAN
LAND EN ZEE.
RHIZOPHOR A-WOÜDEN.
Op dat gedeelte van het vlakke land, hetwelk siechts van lieverlede
overgaat in den ondiepen bodem der zee, dat bij het ebgetijde
even ver door de baren wordt blootgelaten als het gednrende
den vloed er door wordt bedekt, op die grens tusschen
land en zee, op dien halfzilten, zoo herhaaldelijk onder water
staanden bodem, dààr is het, dat de Rhizophoren groeijen. De
nieuw gevormde alluviaal-hoäem bezit de vermelde eigenschappen
in een zeer hoogen graad; bij voorkeur wassen de Rhizophoren
derhalve in de nabijheid van de mondingen van groote rivieren en
wel voornamelijk waar deze laatsten nitwateren in stille baaijen
of inhammen der zee, alwaar weinig branding Staat. Uit dien
hoofde worden zij aan de zuider kust siechts in enkele streken
gevonden, terwijl zij aan de noorder kust allerwege worden
aangetroffen, ja, zelfs groeijen op een poreusen koraal- of lavabodem,
waar deze een eind weegs door de baren wordt overstroomd
en met modder is bedekt. Het zijn fraaije boompjes, die eene