
SI i •' ^ f
Twecdo zono. 452 Kersto gcbicJ Twcode zone. Jierste gel)ieil.
J
? I
• fe - Ì 4.
1 i
le Selo aangekweekte grocnlcsoorlcn loevalligenvLjzc uU Europa
zijn aangevoerd geworden en.nu in liet wild opgroeijen ; er worden
hier gevonden Stellaria media viii. (Alsine media l ), Ceraslium
VLilgatum L, Sonchus asper viii. en ciliatiis Lam, Briza media
cn minor L., Foeniculum vulgare Gartn. , Plantago major L.
cn anderen. Zij komen Toor tussclien andere planten, die oorspronkelijk
hier te liuis zijn, en tot gelijke of verwante
geslachten behooren, welke van de hooge bergtoppen, waar zij
gewoonlijk worden gevonden (zie de Vierde zone), längs deze kale
hellingen zijn afgedaald. In dezelfde beemden ziet mendeEuropesche
Plantago major nevens de inlandsche PI. asiatica, welke beide
veel overeenkomst met elkander bebben, — Sonchus ciliatus, met
Valeriana javanica en Thalictrum javanicum groeijen als onkruid
op alle velden; — Viola pilosa en sarmentosa, Pimpinella Pruatjan,
het kleine Gnaphalium javanum DG., Wahlenbergia lavandulaefolia
worden hier allerwege tusschen het körte gras waargenomeii en
de Ranunculus-soorten (R. prolifer Ueinw. ) , met hare gele bloemen,
bedekken alle vochtige plekken, de kanten der waterleidingen. —
Bovendien vindt men Djoekoet loket mata: Artemisia indica
W i i i d . , welke plant vele gedeelten dezer met gras bekleede hellingen,
voornamelijk echter de bergen G.-Merapi, Merbaboe en Tenggèr,
die met vulkanisch zand zijn overstelpt, van 2 tot 7000 voet als
het gemeenste onkruid bedekt, terwijl een varenkruid, Pteris tripartita
sw., dat afzonderlijk biertusschen opgroeit, doch in groote
menigte voorkomt, door zijn habitus den reiziger aan de Europesche
Pteris aquilina herinnert. Even talrijk als het zoo even genoemde
varenkruid, hoewel slechts verstrooid en afzonderlijk opgroeijende,
verheft zieh op deze hellingen de halfslruikachtige,
aromatische Elsholtzia elata Zoii. et Mor. (zie later). Op andere plekken
trekken de 2 à 3 voet hoog groeijende, halfstruikachtige Scutellaria
javanica n. sp. Poeloetan j.,-— zie ISoot 10, — (1) met
hare fraaije lila- of rozenroodachtig purperkleurige bloemtrossen,
(1) Ik horinner mij te dier ptaalse eena Linaria te hebben gevonden met eigole bloemen,
docli heb zo tot heden te vergeefs in mijn herbarium gezocht. De Scutellaria lieb
ik daarenboven aangetroffen op de heuvelen rondom het plateau van Difing.
de blikken des reizigers tot zieh; wanneer hij zicli dan omgeven
ziet door zoo vele plantenvormen, die de verrassendsle overeenkomst
hebben met de soorten dierzelfde geslachten, welke in zijn
vaderland worden gevonden, wanneer hij de koelere berglucht
inademt, dan vergeet hij bijna, dat hij zieh op Java bevindt. Op
de niest der koeijen, die in de velden weiden, ontwaart hij, even
als in Europa, de kleine paddestoel Ascobolus furfuraccus p.rs. en
als wäre het om het oogbedriegelijke van dit tooneel nog te vermeerderen,
een nog raeer noordsch uiterlijk aan deze Streek hij te
zetten, worden hier Coprinus-soorten gevonden en groeit hier en
daar de eetbare Champignon Agaricus campestris L.
Melastoma erectum Jack, en asperum BI., kleine struiken, die
hier en daar geheel afzonderlijk opschieten, herinneren den beschouwer
aan Java; levendiger echter brengt het schermachlige
loof der boomvarens, die in talrijke groepen aan de randen der
bergkloven worden gevonden, hem het beeld voor den geest van
het gloeijend heele kliraaat, waarin hij zieh bevindt. — Op een
enkelen der Javasche bergen, aan de zuidelijke helling van den
G.-Wilis, boven het dorp Poedak, wast in deze zone de fraaije,
groote Pleronia marginata Jungb., eene halfstruikachtige plant uit de
familie der Compositae, die ter hoogte van 6 en meer voeten opschiet
en met bare groote, goudgele bloemen de strnikboschjes in
deze grasbeemden siert.
TWEEDE GEBIED.
S C H A D U W R I J K E , HOOGSTAMMIGE WOUDEN.
Moeijelijk zou het zijn om te beslissen in welke zone — in deze
of in de vorige, heete zone — de oorspronkelijke wouden de
groolste afwisseling in vormen aanbieden , den grootsten rijkdom
aan boomsoorten bezitten. Niet alle boomen, en de verticale uitgebreidheid
van het gebied, binnen welks grenzen zij voorkomen.
, .t i
iir c
i -
ÌS-
«Sil; ii
i .
^ r. i
u t