
'f
ii
. H t
• •- i=
f
118
Jan zal Iiem dit profiel, zonder nadere beschrijving, duidelijk worden.
llet sclioone plateau van Pgngalengan loopt van den zuidelijken
voet des Malawar om den zuidelijken voet van den Wajang heen;
slechts door middel van de läge bergketen, gemerkt met het teeken
*, wordt lietzelve gescheiden van de vlakte der Ravvra-Tegal
Ladoeng, alwaar midden tusschen den Wajang eii den Pepandajan
de Tji-Taroera entspringt, terwijl het zieh aan den zuidelijken
voet des Pepandajan, waar Desa-Tjimanoek ligt, vereenigt met
de hoog-vlakle van Tjikatjang. Deze hoog-vlakte Scheidt den voet
der bergen Pepandajan en Tjikorai van elkander en vormt het
hoogst liggende gedeelte van den bodem van het Garoet-dal, waar
de oorsprong van de Tji-Manoek wordt gevonden. Van dit punt
loopt het naastbij liggende profiel over de zuidoostelijke grensketen
van het Garoet-dal, van den G.-Tjikorai tot aan den oostelijken
rand der Telaga-Bodas, terwijl dat profiel, het welk verder van den
beschoiiwer is verwijderd , dat aanving bij den G.-Rekoetak en den
werkzaamsten aller Preanger vulkanen, den «Donderberg,» —
Goenoeng-Goentoer , — doorsneed, dwars door den dalbodem en wel
door deszelfs centrale streken, in de nabijheid van Trogon en Garoet,
heenloopt en op den rand der Telaga-Bodas zieh met het eerstgenoerade
profiel vereenigt. De Pepandajan, benevens de Tjikorai,
zijn de meest zuidwaarts liggende vulkanen der Preanger Regentschappen;
zij zijn de beide zuidelijkste hoekpilaren derketenen,
welke het Tji-Manoek-dal, de eene ter linkerzijde of ten noordwesten,
de andere ter regterzijde of ten zuidoosten, begrenzen.
Keeren wij naar het hoofdprofiel terug, waarvan wij de doorsnede,
welke door het Garoet-dal, over Baloeboer limbanganloopt,
te dier plaatse hebben verlaten, alwaar de beide op de kaart n". II. B,
afgeteekende profielen, elkander onlmoeten, namelijk, op den oostelijken
rand van het meer (Teläga-) Bodas. Alhier deelt zieh onze
doorsnede andermaal in twee lijnen. De eene lijn, welke het verst
van den beschouwer verwijderd is en het meest noordwaarts ligt,
Voigt de keten, waarin het straks genoemde meer is gelegen,
daalt vervolgens oostwaarts naar den zadel van Malembong, van
waar zij verder door de ceMiraa^keten des eilands loopt, welke keten
zieh tusschen den vulkaan Tjerimai ten noorden en den Sawal, —
119
dien wij alleen op het profiel II. B. hebben afgebeeld, — ten zuiden , in
eeneoostelijke rigting uitstrekt. De andere lijn, welke naderbij , raeer
zuidwaarts dan de vorige ligt, doorsnijdt den krater van den beruchten
Geloenggoeng en daalt door denzelven benedenwaarts in
het bovenste gedeelte van het dal der Tji-Tandoei, welker hoogste
nevenbeken zijn gelegen op den zadel van Malembong en aan het
meer van Pandjaloe, van waar deze beek over Tjiawi naar Tasik
malajoe benedenwaarts stroomt. Van dit punt af doorsnijdt ons
profiel het stroomdal der Tji-Tandoei tot aan bare monding in de
Kinderzee aan de zuider kust. Het meer van Pandjaloe, dat op
de kaart is aangeduid geworden, ligt op een verbindingsrug des
Sawal met de centraalketen, bij gevolg aan deze zijde der laatstgenoemde
keten. De Goenoeng-Sawal ten oosten, en de G.-Geloenggoeng
ten westen zijn de hoofdbergen, waardoor het trogvormige
dal der Tji-Tandoei in de bovenste helft van zijnen loop wordt
omringd.
Daarenboven hebben wij op onze kaart een profiel afgebeeld,
dat nog verder van den beschouwer verwijderd en meer noordwaarts
ligt dan de vorigen; het strekt zieh uit van den Goenoeng-Tampomas
tot aan den G.-Tjerimai. Op die Streek, waarin de Goenoeng-
Boekit toenggoel oostwaarts afdaalt, volgt eene läge tusschenruimte,
die, wel is waar, niet in de gedaante van bergen oprijst, doch
niettegenslaande dat de waterscheiding vormt tusschen de zuidwaarts
liggende vlakte van Soemedang en de noordwaarts daarvan gelegene
streken van Krawang; vervolgens verheft zieh andermaal een kegelberg,
de voormalige vulkaan Tampomas, welke in deze noordelijke
Streek de oostelijkste der bergen is van de Preanger Regentschappen.
De helling van dezen berg daalt neder in de noordelijke alluviaalvlakte,
die hem Scheidt van den Tjerimai en door welke
de Tji-Manoek, in de benedenhelft van baren loop, naar de noorder
kust heen stroomt. Te rekenen van het punt, waar degrooteweg
deze beek in de nabijheid der pakhuizen van Karang samboeng
overschrijdt, is dezelve bevaarbaar. Het sterke verval dezer beek,
benevens de helling van het dal, waardoor dezelve stroomt, laat
zieh van Tjikatjang over Garoet, Baloeboer limbangan en Pawenang
mi.