
M
Aanliariasel. 6Ö8 Nola's.
iiillokkend. Maar weldra bespeurde ik, dat hei onmogelijk was een
juist resultaat van dien aard te verkrijgen; ik moest mij derhalve
vergenoegen — an al was het slechts bij wijze van eene proef, —
een dergelijk overzigt uilsluitend te leveren van de vierde zone
op het eiland Java, welke geringer van omvang en tevens vollediger
bekend is dan eenige andere. Ten opzigte van het zoo even
betoogde dient vooreerst te worden aangenierkt, dat talrijke plantenfarailien
van Java b. v. de groote heirschaar der Mycetes en
Lichenes, de Musci frondosi en hepatici, de Gramineae en Cyperaceae,
Musaceae, Pandaneae, Leguniinosae! of nog geheel niet,
of niet dan al te zeerbroksgewijs zijn bewerkt, terwijl andere alleen
door de diagnosen zijn bekend geworden welke D''. C. L. Blume
daarvan zoo niet ontworpen, althans onder zijnen naam in het
licht heeft gegeven. Het is te bejammeren, dat deze beer Bl. de
kunst heeft verstaan om aan de natuuronderzoekers, die het eiland
Java, op last van de Nederlandsche Regering, tot het onderwerp
hunner nasporingen hadden gemaakt, de Herbaria door hun verzameld
af te nemen, ze zieh zelven toe te eigenen en zoo doende
de bouwstoifen tot de Flora Javae aan alle beminnaren der botanie
ontoegankelijk te maken, waardoor de vordering der wetenschap
in eene niet geringe mate wordt opgehouden. Een groot aantal
plantendiagnosen, die onder den naam van den genoemden kruidkundige
in het licht versehenen, zijn zoo kort en onvolledig, dat
het ondoenlijk is eenige plant met behulp daarvan juist te bestemmen
en wat aangaat de geographische verbreiding, de verticale uitgestrektheid,
de standplaats, den habitus, de physiognomie der
planten van Java, zoo is de moeite aan het zoeken van dergelijke
opgaven in de plantenbeschrijvingen van Dr. Blume gewijd, geheel
en al te vergeefs besteed. Die beschrijvingen toch (namelijk de
«Bijdragen tot de flora van Neerl. Indie») werden in aller ijl aan
elkander gelijmd, alleen om het z. g. regt der prioriteit teredden,
volgens de grondstelling: «wie het eerst komt, die het eerst
maant.» Vervolgens moeten wij niet onopgemerkt laten, dat de
genoemde kruidkundige — een van die «hooi verzamelaren» zoo
als ze door D'". Schleiden worden genoemd — slechts een uiterst
gering getal planten op Java in hun levendigen toestand heeft
i Ü i
Aanhangscl, GÜ9 Nota's.
gezien, op eenige weinige plaatsen en over eene kleine uitgestrektbied
, op 2 , hoogstens 3 bergen — en dat juiste
mededeelingen omtrent de aardrijkskundige en physieke verhouding
van het plantenrijk op Java uit dien hoofde van hem
billijker wijze niet mögen vi'orden verwachl. llierbij dient nog
in aanmerking te worden genomen, dat in alle deelen en zonen
van het eiland Java nog dagelijks nieuwe soorlen en geslachten
ook van dergelijke plantenfamilien werden ontdekt, waarvan
het voorhanden materiaal reeds is bearbeid geworden, om niet te
gewagen van het twijfelachlige, dat ten opzigte der deugdelijkheid
van beschrevene soorten of varieteiten bestaat. Hieruit volgt, dat
de Plora Javae, in een geheel ruimen zin gesproken, tot heden
niet dan zeer onvolledig bekend is.
Uit dien hoofde kan eene statistieke bearbeiding der Flora van
Java tegenwoordig nog niet tot juisle uitkomsten leiden, ja, zij
is voor een gedeelte onuitvoerbaar. Dergelijke redenen hebben
niij genoodzaakt, van mijn vroeger voornemen af te zien en mij
te bepalen tot de beschrijving der physiognomie en der geographische
verbreiding van de belangrijkste of meest kenschetsende
planten, welke door mij zelven in hun natuurlijken toestand zijn
waargenomen geworden. Ik begroot het aantal der werkelijk op
Java voorkomende ziglbaar bloeijende gewassen (Phanerogamen) op
4000 en het getal der Cryptogamen op 3000, zoodat het gezamenlijke
getal soorten 7000 bedraagt, waarvan nog niet de helft is
beschreven geworden.
JVoot 9. (Bladz. 366.) Widjojo koesoemo. Twee jaren geleden
gaf ik talrijke bloemdragende exemplaren dezer plant aan den
heer W. H. de Vriese, die ze zoude bestemmen. Toen ik t. a.
pl. eenige geschiedkundige bijzonderheden betrekkelijk de Widjojobloem
verhaalde, maar de heer de Vriese nog geen tijd had
kunnen vinden, zieh met het onderzoek daarvan bezig tehouden,
verzocht ik de teruggave er van, om ze zelf te kmmen bestemmen.
Maar, helaas! tot heden toe is de plant niet terug gevonden.
Ik bevind mij daardoor buiten slaat, den lezer met het botanische
karakter van deze bloem bekend te maken.
aioot 8. (Bladz. 410.) De teelt van de zijdewormen is, voor