
Vierde zone. 6 2 4 Eenig gebiod.
middellijn aan de basis 3 i 500 voet bedraagt, niet loodregL boveii de kriiin
van den crupliekegel, maar wordt te i opzigle van de plaals waar wij ons bevinden,
in eene schuine rigting naar de reglerzijde en naar voren toe gedreven.
Acliler deze dampen is het verst verwijderde gedeelte van den kegel sleclits
onduidelijk ziglbaar. Wanneer men deze dampwolk op een grooteren afstand,
van ter zijile waarneeml, gelijk door ons is afgebeeld geworden in Merapi
Figuur 6 (zie Afd. II. bladz. 426), dan vertoont zy zieh als een horizontale
strook, die zieh ter lengte van verscheidene tnijlen in den dainpkring uilslrckt.
Van ons legenwoordig standpunt, dat zieh in eene grootere nabijheid er van
bevindt, oiitwaren wij slechts de oostzijde der dampwolk, die met eene buitengewone
heviglieid uit de kruin van den slakkenkegel opstijgt en met ijlende
vaarl, al dwarrelende, naar het noordweslen wordt gestuwd. Slaan wij onzen
Mik op het donkere blaauw van het uitspansel, op deze dampkogelen, die zieh
onophoudelijk, al suisende en dwarrelende ontwikkelen en met een toenemenden
spoed daarheen vlieden, en vestigen wij ons oog op die zwart gekleurde of
grijze oppervlakte van den vulkaan en zijn woesten slakkenkegel, waaraan geen
struik, geen grasscheutje, geen enkel groen plekje wordt gevonden, zoo ontwaren
wij een konlrast, dat vreeselijk-, maar tevens verheven schoon mag
worden geheeten.
Somtijds gebeurt het, dat zieh de oostewind tot een storm verheft. Zijn dan
de wölken längs de herghelling tot op deze hoogte gestegen, als het wäre opwaarts
gerold, dan drijven, ja vliegen zij met bhksem-snelheid door de aschvlakte,
gelegen tusschen den oostelijken kratermuur en den -uitbarstingskegel.
Deze kegel is dan door graauwe nevelen nu eens voor ons oog verborgen, dan
weder is zijne donkere kruin ziglbaar in de spielen der wölken en zij vertoont
zieh met hare witle, opwaarls dwarrelende dampen midden in de lueht, als
wäre zij door tooverij daarheen verplaatst. Het sissen en bruisen der fumarolen
vereenigt zieh dan toi een geluid met het geloei van den slorm, en wölken en
vulkanische dampen dwarrelen chaotisch, als in strijd, door elkandcr.
i - l
II •lii'ini-fti^.nS'M
Vierde »oiie. 62Ö Ki-alerbosclijes.
mm
Vittatse-lijHe hescnovnvimfj. Mjohnat geMea.
i . De plantengroei der kraters. — 2. Het lioogland van den G.-Ajang
{Tjemoro-wouden in de Vierde zonej.
1. DH PLAwxHNaaoai DER KRATERS. Opeuß plekkeii in het
woud, waar de alpenboomen reeds op het midden derderde
zone, ja somtijds op eene geringere hoogte dan 4000 voet
boven den Spiegel der zee worden aang etroffen. Op verscheidene
plaatsen der Sf"« Afd. vaii dit werk hebben wi j den lezer
opmerlczaam gemaakt op het cigenaardige woudgeboomle, dat in
de onmiddelijke nabijheid, aan de randen der liraters en solfatar
a ' s , ja, voor een gedeelle op deze Woeste plekken zelve wordt gevonden.
Wij vestigden toen reeds b. v. bladz. 50, 73 e. o. a. pl. onze
aandacht op de merliwaardige omstandigheid, dat deze kraterboschjes
voornamelijk uit dergelijke boomen bestaan, wellte op a/fc
hooge bergtoppen groeijen, doch die beneden de zone van 7000
voet niet dan in kraters worden gevonden en te vergeefs worden
gezocht in de hoogwouden, waardoor verscheidene dezer kraters,
ZOO als de Kawah-Wajang, Widai, Geloenggoeng, inenigwerf vele
raijlen ver in het rond zijn omgeven. De voornaamste van deze
k r a t e r s , waarin dergelijke boschjes worden aangetroffen, die den
reiziger eene geschlkte gelegenheid aanhieden om zieh met himne
gesteldheid bekend te luaken, zijn de volgende die ik aanhalen zal,
met opgave der hoogte boven den Spiegel der zee, waartoe zij zieh
verheffen. De kraterbodeiB van den G.-Pepandajan ligt ter hoogte
van 6600 voet, de hoogte der talrijke kraters van den G.-Dieng
bedraagt 576S lot 6200, van de Kawah-Wajang 0870, van de
Kawah-Tjiwidai 5766, van het meer Telaga-Bodas 5220, van de
Kawah-Badak, benevens nog eenige andere solfatara's gelegen op
de buitenwaarts gekeerde helling van den G.-Tangkoeban praoe
II
— /»'/r