
ü i Ü i l
'•ì <
' lì
-J
154
N e è r l KruWk Archief, U. 1850, biadi. 139, toont aan, dat de heer Blume zich heeft
s o f u diK ¿ m a a k t aan he verduisteren van v r o e g e r g e d a n e ontdekkingen , d a t h . j opz e t t ehj k
o e 0 w i l K S e verandering heeft g ema a k t van den n a a m M E R K Ü S (Pinns MEHKÜS, ^
w e i k e bii den heer B l ume geene aangename h e r inne r inge n sohynt o p t e w e k k e n , d o c h dien
a l l e L l Z d e r s in hooge eere houden als den naam yan een r e g t s o h a p e n man. - De
BEROEMTE C P. VON MIHTIÜS, na a ange toond te h e b b e n w e l k e s o h r ome l i j k e v e rwa r n n g
d o ß L e in d e geseh.edenis der Javasche Palmen is g ebr agt 'n zrjne G e n m et
S p e e l e s P a l m a r u m , Monachi , 1850, bladz. 328: «hieru.t laat zieh o pma k e n , dat h>, (G, L
B l u r e ) zieh meer teelegt do door h.ra i.gan. ,nisslagen te iedekken en te verheelm, d a n
o m de Verdiensten van ander e sohrijvers regt t e laten wedervaren»,
^ N o o t 3 1 O o k uit miin herbar ium heeft d e heer Blume zieh, op eene ind r e e t e wljze,
e n k e l e o t n t e f w e t e n te verschaffen. Velgens hem zeu hij z e , niet van mij, maar .an
a f d 1 hebben b ekomen. heewel ik d i e p l a n t e n , aan d e p l a a t s e n v a n w a a r zij o e r s p r o n k e h j k
S TgteU k kan herkennen, dewijl zij deor geen ande r ' p ^ ^ f ^ i f
d e Primul a imperialis het eerst in 1840 (zie Ti jdsch. voor Natuurl. Ge ch. e n P h y s VH"
h L z 298) had beschreven, word t zij door den heer Blume («Naamlyst», enz 1844) P r i -
m a Kuh,'iiedoo?, met ¿ e b ü v o e g i n g dat die plant reeds vóór - " ^ i r f t T e ^ a^r"
M . .ater v . ^ n d e -
i k het s t e e d s tot pligt geacht ten strengste de w e t t e n der P ™ " ' « ' " ® '
g e e n e redenen, op d e wetenschap gegrond , z i c h daartegeii verzetten. Nadat ik d e ware
V e r d i e n s t e van den heer Blume, zoo ik hoop, op e ene onpartijdige w y z e in h e t regte
l i e h t heb gesteld , g a ik over tot het optellen der navolgende geschriften.
p. W. Korthals, Verhandelingen over de naluurlijke geschiedenis
der Nederlandsche Overzeesclie bezitlingen. Deel : Botanie. Leiden,
1859—1842. Fol. Zie onder de later vermelde Tljdsclir.
J. K.'Hasskarl, Catalogus plantarum in h o r t o botanico Bogoriensi
cultarum alter. Bataviae, 1844. 8°.
J. K. Hasskarl, Plantae javanicae rariores, descriptae. Berolini,
1 8 4 4 . 8°. Zie onder de later vermelde lijdschriflen.
Het schijnl, wel is waar, d a t d e o f f e r s , d o o r de beide laatstvermelde schrijvers
op het altaar der wetenscliappen nedergelegd, geringer in omvang zijn dan die
des vroeger genoemden, maar zij onderscheiden zich er van door naauwkeuri
heid en waarheid van voorstelling en hunne gehalte is des te hooger, dewijl
zij door henzelven en door hen alléén zijn daargesteld. Zij hebben tevens een
be-^in gemaakt met het beschrijven der Leguminosae en Gram.neae, twee
familien waarvan onder den naam van C. L. Blume nog niets m het licht
is versehenen.
A. Moritsi, Systematisches Verzeichniss der von H. ZOLLINGER in
den Jahren 1842—1844 auf Java gesaranrielten Planzen, nebst
einer kurzen Beschreibung d e r n e u e n Gattungen und Arten. Solo-
Ihurn 1843—1846. 8°.
W. H. de Vriese, Nouvelles recherches sur la flore des possessions
Neèrlandaises aux Indes Orientales. Ouvrage orné de planches,
ctc. Amsterdam, 184ä. fol.
151)
W. H. de Vriese, De Kamferboom van Soematra (Dryobalanops
Camphora Colebr.) volgens Dr. F. Junghuhn's waarnemingen op
de plaals zelve, en door nadere onderzoekingen toegelicht. Leiden,
1851. 4°.
W. H. de Vriese, Plantae novae et minus cognitae Indiae Bat.
Or. fase. L Amsterdam, 1845. 4°.
F. A. G. Miguel, Illustrationes Piperacearum. Bonnae, 1846. 4".
(Afzonderlijk verkrìjgbarc afdruk uit de Nova Acta Acad. Caes. Leop.-Car).
Plantae Junghuhnianae. LugduniBat. fase. 1—2.1851 —1852,etc. 8".
Onder dezen titel zijn door verschillende beoefenaren der wetenschap de pianteli,
die ik op Java en Soematra verzamelde, beschreven geworden endoorden
druk bekend gemaakt. Tot heden (fase. I—II.) zijn de volgende familien in
het licht verschenen.
Coniferae, Casuarineae, Cupuliferae, Piperaceae, Urticeae, Moreae, Artocarpeae
en Fioeae , Celtideae, Gunneraceae , Palmae , Pandaneae , Nepentheae, Leranaceae,
Characeae , Cycadeae, Styracilluae, Myristiceae, Elaeagneae, Laurineae,
Myrsineae , Aegieereae , Sapotaceae , Ebenaceae van P. A. G. MIQUEL , — Ranunculaceae,
Papaveraceae, Nymphaeaceae, Nelumbiaceae, Dipterocarpeae, Epacrideae,
Primiilaceae, Aroideae van W. H. DE VRIESE,— Umbelliferae, Loranthaceae
van J. H. MOLKENBOER, — Violarieae van L.A.J. BORGERSDIJK, — Polygalaceae,
Amaranthaceae , Commelynaceae van J. K. HASSKARL , — Leguminosae
v a n G. BENTHAM.
Verhandelingen van het Bataviaaseh Genootschap van kunsten en
ivelenschappen. Deel I—XXIL Batavia 1779—1849.
Hierin komen de navolgende botanische verhandelingen voor :
I (1779). Zie vroeger.
V (1791). p. 57. Descriptio arboris Ranghas (Gluta Benghas L.).
Auctore F. Norona. Zijne Relatio en zijne verhandeling over de
Altingia excelsa, zie vroeger.
VII (1814). Beknopte beschrijving van het Crinum asiaticum
L., het Bakoeng der inlanders, en beschrijving van den Gatipboom
(Inocarpus edulis L.) door Dr. Th. Horsfield.
VII (1814). An essay on the Oopas or Poison tree of Java
(Antiaris toxicaria Lesch.). By Dr. Thomas Horsfield.
IX (1823). p. 129. Beschrijving van eenige gewassen waargenomen
op eenen togt naar den Salak , — en over de Javasche
eiksoorten, door C. L. Blume.
\ s
I. 1
f
tl
i'n
II